rul-20220614-rulov-000009

Aanleiding

Er is door X een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van de toepassing van artikel 10a van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (“Wet Vpb” ).

Feiten

X, Y en Z behoren tot een internationaal opererend concern dat actief is in de industriële sector. Het concern verricht operationele activiteiten in Nederland en beschikt over personeel. X is een rechtspersoon opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X houdt alle aandelen in Y. Y is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. Y houdt op haar beurt alle aandelen in Z. Z is ook een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X, Y en Z zijn onderdeel van een fiscale eenheid voor de Vennootschapsbelasting met X als moedermaatschappij. Z houdt een groot aantal deelnemingen gevestigd binnen en buiten Europa. In 2018 en 2019 zijn een aantal leningen aangegaan door X, Y en Z van verbonden lichamen welke grotendeels zijn aangewend voor herfinanciering van een externe lening die historisch gebruikt was voor het financieren van een externe acquisitie. Ook zijn de leningen aangewend voor terugbetalingen van kapitaal en dividenduitkeringen. De aangiften Vennootschapsbelasting 2018 en 2019 zijn ingediend tijdens de behandeling van het verzoek. Het verzoek is daarna ook formeel ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek van X om zekerheid vooraf ziet op de vraag of de leningen onder de reikwijdte vallen van de aftrekbeperking van artikel 10a, eerste lid Wet Vpb en zoja, of succesvol een beroep gedaan kan worden op een tegenbewijsregeling opgenomen in het derde lid van artikel 10a Wet Vpb. Relevant is ook artikel 15, zestiende lid Wet Vpb. Verder is van belang het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tenslotte, is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

Tijdens de behandeling van het verzoek zijn door X aangiften Vennootschapsbelasting ingediend. In deze aangiften zijn de transacties verwerkt waarop het verzoek voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ziet. X heeft het verzoek ook formeel ingetrokken voor latere jaren dan de jaren van de aangiften. Het vooroverleg is daarmee beëindigd. Verdere behandeling van het verzoek is achterwege gebleven.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen omdat het vooroverleg is beëindigd. Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat de genoemde transacties zullen worden beoordeeld in het kader van de reguliere behandeling van de aangiften Vennootschapsbelasting.