Aanleiding
Er is verzocht om zekerheid vooraf voor de buitenlandse belastingplicht voor de Vennootschapsbelasting en de inhoudingsplicht voor de Dividendbelasting. Ook is zekerheid vooraf gevraagd over de vraag of er sprake is van belastingplicht voor de conditionele bronbelasting op interest. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2023 tot en met 2027, deels aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2022.
Feiten
X bestaat uit een groep van vennootschappen opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X wordt gehouden door Y. Y is een entiteit opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie. Verschillende investeerders investeren via Y in onder andere Nederlands vastgoed. Dit vastgoed wordt gehouden via X. De groep is actief in de dienstverlenende sector en er zijn geen werknemers in Nederland. Het verzoek is ingetrokken.
Rechtskader
Het verzoek om zekerheid vooraf dat Y niet buitenlands belastingplichtig is ziet op artikel 17, derde lid, onderdeel b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Tevens wordt zekerheid vooraf gevraagd over toepassing van de inhoudingsvrijstelling als bedoeld in artikel 4, tweede lid en verder van de Wet op de Dividendbelasting 1965 (Wet DB). Deze zekerheid vraagt men voor uitkeringen van X aan Y. Eveneens verzoekt de groep zekerheid vooraf op de belastingplicht voor de conditionele bronbelasting als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet bronbelasting 2021 (Wet BB). Deze zekerheid wordt gevraagd door Y voor de voordelen in de vorm van rente betaald door X. Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.
Overwegingen
1. Op basis van de aangeleverde feiten lijkt het verzoek op voorhand aan de voorwaarden voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zoals genoemd in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter te voldoen. Om die reden is het verzoek in eerste instantie in behandeling genomen.
2. Om het verzoek om zekerheid vooraf te kunnen behandelen en te beoordelen, is door de Belastingdienst om additionele informatie gevraagd. Vervolgens hebben X en Y besloten om het verzoek tot zekerheid vooraf in te trekken. Het verzoek is daarom niet inhoudelijk beoordeeld.
Conclusie
Het verzoek om zekerheid vooraf is ingetrokken. Derhalve is er geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen. Voorgaande zal in beginsel in het kader van het reguliere toezicht beoordeeld worden.