rul-20241217-atr-000017

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de afwezigheid van een Vaste inrichting voor de Vennootschapsbelasting in Nederland. Men wenst zekerheid voor de jaren 2023 en 2024.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft gesloten (Verdragsland A). X maakt deel uit van een internationaal opererend concern met een hoofdkantoor in Verdragsland A. X is actief in de industriële sector. X verricht constructiewerkzaamheden op het terrein van een derde partij, gevestigd in Nederland. Gedurende de behandeling van het verzoek is gebleken dat de werkzaamheden van X in Nederland het totaal van twaalf maanden zal overschrijden.

Rechtskader

Het verzoek van X om zekerheid vooraf dat geen sprake is van een Vaste inrichting in Nederland ziet op de toepassing van artikel 3, vierde lid, onderdeel a in combinatie met artikel 17, derde lid, onderdeel a of artikel 17a van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Als sprake is van een Vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger op basis van deze artikelen in combinatie met het geldende Belastingverdrag, dient op basis van de relevante bepalingen van het Belastingverdrag tussen Nederland en Verdragsland A en het multilateraal verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving (MLI) te worden bepaald of Nederland wel kan heffen. Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. Op basis van de aangeleverde feiten lijkt het verzoek op voorhand aan de voorwaarden voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zoals genoemd in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter te voldoen. Om die reden is het verzoek in eerste instantie in behandeling genomen.
2. Gedurende de behandeling van het verzoek is duidelijk geworden dat de constructiewerkzaamheden van X in Nederland het totaal van twaalf maanden zal overschrijden. Het verzoek is derhalve afgewezen.

Conclusie

Er is geen zekerheid vooraf gegeven omdat het verzoek is afgewezen. Derhalve is er geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen. Er wordt een aangiftebiljet Vennootschapsbelasting aan X uitgereikt.