rul-20220405-apa-000001

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen.

Feiten

X is onderdeel van de Y-groep, waarvan de moedermaatschappij is gevestigd in land A (buiten de Europese Unie (EU)). X is gevestigd in Nederland en is een producent van bepaalde producten en voert eveneens verkoop- en distributieactiviteiten uit. X produceert ten behoeve van Y die gevestigd is in land B (buiten de EU) en verkoopt producten in opdracht van Y in Nederland. X voert haar activiteiten uit onder strikte aansturing van Y en draagt daarbij beperkte risico’s. Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een

zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg

rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid

vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling

laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met

inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland

gecodificeerd in artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het

OESO- modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO-

commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines

for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s-

lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal

geaccepteerde invulling aan het arm’s-lengthbeginsel en worden daarom ingevolge het

besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 (verrekenprijsbesluit) als een passende uitleg en

verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overweginegn

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde

economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten

voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van X

binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting

niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)

handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking

op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die

zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden

voor belastingdoeleinden.

2. De OESO-richtlijnen schrijven voor dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door

middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de

functies, activa en gelopen risico’s van de tested party te worden meegewogen. Binnen de

gelieerde transactie zijn de functies van X als uitvoerend te duiden. X kan daarom worden

beschouwd als de minst complexe partij in de gelieerde transactie en is aangemerkt als de

tested party. 3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de

arm’s-length resultaten. Als deze aanwezig is, geeft de CUP-methode de best mogelijke

indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Voor de activiteiten van X is

echter geen CUP aangetroffen. Een andere traditionele methode is de cost plus methode

of de resale minus methode die uitgaan van de vergelijking van de bruto marges van

vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is

mede afhankelijk van kostenrubricering en van de vergelijkbare partijen is die onbekend.

Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges

(transactional net margin Method met in dit geval de operationele kosten en de omzet als

maatstaf) een betrouwbaardere uitkomst.

4. De bij het verzoek gevoegde benchmarkstudies zijn beoordeeld en de uitkomst is passend

bevonden bij de functies, activa en risico’s van X.

Conclusie

Partijen hebben vastgesteld dat voor de productieactiviteiten die X uitoefent een Transactional Net Margin, uitgedrukt in een percentage van de operationele kosten, at arm’s-length is. Het percentage dat in de overeenkomst is opgenomen valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 3,1% bedraagt en de upper quartile 6,5%. In de overeenkomst is de mediaan gehanteerd. Partijen hebben vastgesteld dat voor de verkoop- en distributieactiviteiten door X de transactional net margin Method, uitgedrukt in een percentage van de omzet van X, at arm’s- length is. Het percentage dat in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 1,6% bedraagt en de upper quartile 3,5%. In de overeenkomst is een percentage nabij de mediaan gehanteerd. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 oktober 2020 tot en met 30 september 2025.