rul-20210330-apa-000008

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen.

Feiten

X is een in Nederland gevestigde entiteit actief op het gebied van ontwikkeling, productie, logistiek, marketing en verkoop van bepaalde producten. X drijft een gecentraliseerde onderneming met centraal georganiseerde management- en ondersteunende functies. X is verantwoordelijk voor de belangrijkste functies zoals inkoop, productieplanning, voorraadplanning, distributie, opslag, ICT, finance, productontwikkeling, R&D, marketing en de strategie voor alle groepsbedrijven. Daarnaast is X eigenaar van de belangrijkste activa en beheerst het grootste deel van de risico’s. X drijft haar onderneming met behulp van onder andere gelieerde (i) verkoopmaatschappijen en (ii) een contract manufacturer die gevestigd zijn in Europa. De gelieerde verkoopmaatschappijen hebben een eigen verkooporganisatie en onderhouden contacten met lokale klanten. X bepaalt de richtprijzen van de producten. De verkoopmedewerkers hebben beperkte onderhandelingsruimte bij het verkopen van de producten. De verkoopmaatschappijen lopen beperkt marktrisico en operationeel risico. De contract manufacturer produceert voor X. De productieactiviteiten vinden plaats onder aansturing van X. De contract manufacturer koopt zelf op eigen naam grondstoffen in. De door de contract manufacturer geproduceerde producten worden door X gekocht, waarna X deze producten verkoopt aan de gelieerde verkoopmaatschappijen. De contract manufacturer loopt beperkte marktrisico’s en operationele risico’s.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO- modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s-lengthbeginsel en worden daarom ingevolge het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 (verrekenprijsbesluit) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met partijen die zijn gevestigd in Staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen schrijven voor dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van partijen te worden meegewogen. Het functioneel- en risicoprofiel van de verkoopkantoren en de contract manufacturer zijn in vergelijking met het functioneel- en risicoprofiel van X als ondersteunend te beschouwen. De verkoopmaatschappijen en de contract manufacturer kunnen daarom worden beschouwd als de minst complexe partijen in de gelieerde transacties en zijn aangemerkt als tested parties.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s-lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de comparable uncontrolled price (CUP) methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Voor de activiteiten van de verkoopmaatschappijen en de contract manufacturer is echter geen CUP aangetroffen.
4. Een andere traditionele methode is de resale price methode die uitgaat van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van de vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method met in dit geval omzet als maatstaf) een betrouwbaardere uitkomst voor de bepaling van de beloning voor de verkoopkantoren. Met betrekking tot de bepaling van de beloning voor de contract manufacturer geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method met in dit geval de totale kosten als maatstaf) een betrouwbaardere uitkomst.
5. De bij het verzoek gevoegde benchmark studies voor de activiteiten van de verkoopmaatschappijen en voor de contract manufacturing activiteiten zijn beoordeeld en passend bevonden bij de functies, activa en risico’s.

Conclusie

Partijen hebben vastgesteld dat voor de verkoopmaatschappijen een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de relevante omzet at arm’s length is. Het percentage dat in de overeenkomst is opgenomen valt binnen een range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan het laagste kwartiel 1,75% bedraagt en het hoogste kwartiel 4,65%. De mediaan is in de overeenkomst gehanteerd (met een toegestane afwijking van het werkelijke resultaat van maximaal 10% ten opzichte van het gebudgetteerde resultaat). Partijen hebben vastgesteld dat voor de contract manufacturing activiteiten een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de totale kosten at arm’s length is. Het percentage dat in de overeenkomst is opgenomen valt binnen een range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan het laagste kwartiel 5,07% bedraagt en het hoogste kwartiel 8,35%. De mediaan is in de overeenkomst gehanteerd (met een toegestane afwijking van het werkelijke resultaat van maximaal 10% ten opzichte van het gebudgetteerde resultaat). Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2024.