Aanleiding
B heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen.
Feiten
Vennootschap A is gevestigd in Nederland en heeft vennootschap B opgericht. B is eveneens gevestigd in Nederland. A heeft verschillende intellectuele eigendomsrechten ingebracht in B. Na een aantal jaren heeft A de aandelen in B verkocht aan een ongelieerde entiteit (onderdeel van concern X) gevestigd in land C van de Europese Unie. Vanaf het moment dat B is gaan behoren tot concern X zijn de intellectuele eigendomsrechten doorontwikkeld door en voor rekening en risico van vennootschap Y (onderdeel van concern X) in land C van de Europese Unie. B heeft nooit personeel in dienst gehad. B is voornemens om op korte termijn te gaan fuseren met Y, met B als verdwijnende vennootschap. De intellectuele eigendomsrechten zullen daardoor overgaan van B naar Y. Het verzoek om zekerheid vooraf ziet op de (overdrachts)waarde van de intellectuele eigendomsrechten.
Rechtskader
Het vooroverleg ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is hierbij het Besluit van 19 juni 2019, nr. 2019/13003, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden van 31 december 2018, nr. DB 2018/216528. Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd door artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO-commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s-lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s- lengthbeginsel en worden daarom in het verrekenprijsbesluit van 11 mei 2018 (2018-6865) als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b Wet Vpb omschreven beginsel gezien.
Overwegingen
1. In paragraaf 3 van het Besluit van 19 juni 2019, nr. 2019/31003 is onder a. aangegeven dat vooroverleg ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter slechts wordt aangegaan als het verzoekende lichaam deel uitmaakt van een concern dat in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uitoefent (de zogenoemde economische nexus) en er bovendien voor rekening en risico van de verzoekende belanghebbende bedrijfseconomische operationele activiteiten worden uitgeoefend, waarvoor op concernniveau voldoende relevant personeel in Nederland aanwezig is. Deze activiteiten moeten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern.
2. B bezit intellectuele eigendomsrechten maar heeft geen personeel in dienst. B oefent in Nederland geen operationele activiteiten uit voor eigen rekening en risico.
3. Derhalve wordt niet voldaan aan de hierboven genoemde voorwaarde (de zogenoemde economische nexus) en kan geen vooroverleg worden gevoerd.
Conclusie
Gelet op de overwegingen kan het verzoek niet in behandeling worden genomen. Er zal derhalve geen zekerheid vooraf worden gegeven.