Trouw publiceerde recent het artikel “Netflix in Nederland laat zien: belasting opleggen aan digitale bedrijven blijft moeilijk” (hier, door Dirk Waterval). De conclusie: juridisch (b)lijkt het door de beugel te kunnen, maar gevoelsmatig klopt het niet. Dat deed me denken aan Margaret Hodge als voorzitter van de public accounts committee van het Britse lagerhuis tegen Matt Britten van Google; “We are not accusing you of being illegal, we are accusing you of being immoral!”. De verhoren van Margaret Hodge hebben destijds indruk gemaakt op mij als jonge belastingadviseur.
NRC: “Netflix is een winstmachine. Maar Nederland ziet daar weinig van terug”
Op 22 januari publiceerde ook NRC een artikel over Netflix. Het artikel is nog een beetje hoger in de morele verontwaardiging dan het artikel van Waterval. De titel suggereert dat er meer in Nederland hoort te vallen. Maar walt valt er in Nederland? Kennelijk tussen de 1-6% van alle omzet buiten de VS. Kan best aanzienlijk zijn. Een interessante toevoeging is de verwijzing naar de onshoring regeling van Trump.
1. So, what does Bermuda create?
De vraag was waar Google belasting betaalde over alle advertentieinkomsten ten aanzien van gebruikers in het Verenigd Koninkrijk. Matt legde in begrijpelijke taal uit hoe interne Verrekenprijzen werken. De advertentieinkomsten werden binnen de groep verdeeld en winst werd toegerekend aan de plek waar waarde wordt gecreeerd. Een groot deel van de inkomsten werd via interne Verrekenprijzen aan een groepsentiteit in Bermuda gealloceerd. Margaret: “So what does Bermuda create?” Niet zo veel. Daar had Margaret wel een punt. Die winst die op Bermuda werd geparkeerd hoorde overigens ook niet thuis in het Verenigd Koninkrijk. Dus stelen van Margaret en haar landgenoten deed Google niet.
In juli 2013 publiceerde de OESO het BEPS Action Plan. BEPS staat voor Base Erosion and Profit Shifting, of: grondslaguitholling en winstverschuiving. Het actieplan bestaat uit 15 onderwerpen. Verschillende daarvan zagen op hoe Verrekenprijzen zouden moeten werken. Het eerste actiepunt zag op uitdagingen op het gebied van belastingen die voortkomen uit de digitale economie.
Action Plan on Base Erosion and Profit Shifting
In de inleiding bij het actieplan wordt omschreven dat globalisering en digitalisering ertoe hebben geleid dat internationale bedrijven bepaalde waardetoevoegende activiteiten hebben gecentraliseerd buiten het land waar hun afzetmarkt is. Dat is in het algemeen zo door dat bedrijven steeds groter, internationaler, en professioneler zijn geworden, maar ook doordat ondernemingsactiviteiten zijn veranderd (in het bijzonder meer dienstverlening en digitalisering). Dit leidt ertoe dat deze internationale bedrijven minder belasting betalen.
In het actieplan worden 15 actiepunten gedefinieerd. Het eerste actiepunt betreft het aanpakken van de fiscale uitdagingen van de digitale economie. Andere actiepunten zien op transparantie, betere/duidelijkere regels ten aanzien van winstverdeling binnen een groep (Verrekenprijzen), en het aanpakken van Hybride entiteiten. De vraag “So what does Bermuda create?” ziet met name op de winstverdeling binnen de groep.
Margaret Hodge had onder andere een probleem met het feit dat Google goed verdiende aan advertentieinkomsten ten aanzien van advertenties die gericht waren op Britse gebruikers van Google. De inkomsten waren echter niet belast in het Verenigd Koninkrijk. Daarnaast werden deze inkomsten ook niet elders belast (of althans niet meer dan marginaal), omdat een groot deel van de inkomsten via interne Verrekenprijzen op Bermuda werden gestald waar geen inkomstenbelasting werd betaald. Dit voelde onbevredigend. Of in haar woorden: “we are not accusing you of being illegal, we are accusing you of being immoral”. Dat lijkt ook het uitgangspunt van Waterval.
2. Het belasten van de digitale economie
De digitale economie biedt de mogelijkheid om zonder significante aanwezigheid in een markt (en daarmee van een aangrijpingspunt voor belastingen), aan die markt geld te verdienen. Dat is niet slechts het geval ten aanzien van techbedrijven, maar wel in het bijzonder.
In het rapport van oktober 2015 worden ten aanzien van de heffing van inkomstenbelasting drie overkoepelende thema’s geidentificeerd: nexus, data, en characterisation. Nexus gaat over de beperktere noodzaak om fysiek aanwezig te zijn in de marktjurisdictie, waardoor het oude systeem van belasten van fysieke aanwezigheid niet meer bevredigend voelt. Data betreft de waarde van data die is vergaard over gebruikers/consumenten in de marktjurisdictie. Characterisation betreft hoe nieuwe diensten moeten worden geklassificeerd, en wat een passende belastingheffing is. Ten aanzien van indirecte belastingen (zoals BTW), wordt onder andere besproken in welk land een online dienst onderworpen moet zijn aan belasting. Sinds 1 januari 2015 geldt dat binnen de EU voor digitale business-to-consumer dienstverlening.
Beleidsuitdagingen volgens OESO
“In general terms, in the area of direct taxation, the main policy challenges raised by the digital economy fall into three broad categories:
- Nexus: The continual increase in the potential of digital technologies and the reduced need in many cases for extensive physical presence in order to carry on business, combined with the increasing role of network effects generated by customer interactions can raise questions as to whether the current rules to determine nexus with a jurisdiction for tax purposes are appropriate.
- Data: The growth in sophistication of information technologies has permitted companies in the digital economy to gather and use information across borders to an unprecedented degree. This raises the issues of how to attribute value created from the generation of data through digital prodces and services, and of how to characterise for tax purposes a person or entity’s supply of data in a transaction for example, as a free supply of good, as a barter transaction, or some other way.
- Characterisation: The development of new digital products or means of delivering services creates uncertainties in relation to the proper characterisation of payments made in the context of new business models, particularly in relation to cloud computing.”
In maart 2018 (interim rapport) heeft het inclusive framework nog geen overeenstemming bereikt over hoe de thema’s moeten worden geadresseerd. In het public consultation document van februari 2019 (hier) worden drie mogelijkheden besproken. In het public consultation document van october 2019 (hier) wordt Pillar One besproken.
Twee Pijlers
Het resultaat van Action 1 is de Two Pillar Approach. Deze twee pijlers raken de twee grote uitdagingen van de digital economy. Pillar Two zorgt ervoor – waar de winsten ook worden gestald – dat er ten minste een minimumbelasting over wordt geheven. Dit zou het uithollen van de belastinggrondslag in marktjurisdicties minder aantrekkelijk moeten maken. Pillar One zorgt ervoor dat meer heffingsrechten worden toegewezen aan de marktjurisdicties. Pillar Two is in Nederland ingevoerd met de Wet Minimumbelasting 2024. Pillar One laat nog even op zich wachten.
3. De brief op de mat
Waterval schrijft over het veranderde model van Netflix. Voorheen werden de abonnementsgelden betaald aan een Nederlandse entiteit, die op haar beurt een groot deel van de abonnementsgelden doorbetaalde aan een groepsentiteit in Bermuda. Dat betekende dat Netflix een consumptiebelasting afdroeg in het land waar de series gebinged werden, een (beperkte) winst werd belast in Nederland (ongeacht of het Nederlandse bingers of buitenlandse bingers waren), en wellicht/vermoedelijk een groot gedeelte van de winst (van buiten de VS althans) onbelast ophoopte op Bermuda. De vraag “so what does Bermuda create”, ging ook hier op.
Thans worden abonnementsgelden betaald aan een lokale dochteronderneming, die het via Nederland doorbetaald, aan een groepsentiteit in de Amerikaanse staat Delaware. Dat betekent dat Netflix nu zowel consumptiebelasting afdraagt in de bingelanden, als winstbelasting, nog steeds beperkt. De belastinggrondslag (winst) in het bingeland is ‘at arm’s length’, dat betekent dat het een winst betreft die een onafhankelijke derde die dezelfde diensten zou verlenen een zelfde winst zou hebben. Daar lijkt juridisch niets mis mee te zijn, en daar lijkt Waterval het ook mee eens. Het onderbuik gevoel overheerst, maar hij weet niet de vinger op de zere plek te leggen.
4. De koekjesfabriek
Om de onevenwichtigheid aan te geven wordt een vergelijking gemaakt tussen de oude economie en de nieuwe (digitale) economie. De oude economie wordt gesymboliseerd door de koekjesfabriek, de nieuwe economie door Google en Facebook. Het onderscheid is dat de gebruiker een bedrijfsmiddel zou zijn van Google en Facebook. De oud-economische evenknie; de koekjeseter is onderdeel van het koekjesbeslag. Deze vergelijking gaat echter niet op waar het Netflix betreft.
In paragraaf twee schreef ik over drie uitdagingen bij het belasten van de digitale economie; nexus data, en characterisation. De koekjesanalogie gaat over data; gebruikersdata als bedrijfsmiddel. Netflix is – zoals ik het bedrijfsmodel begrijp – toch met name een online videobandenverhuurder (al zal het de gebruikersdata vast goed inzetten). Daar zijn juist nexus en characterisation in het bijzonder relevant. De nexus van de koekjesfabrikant is waar de fabriek staat en waar de receptuur is. De nexus van Netflix is waar de servers staan en waar het intellectueel eigendom is op de films.
Misvatting digitale economie
Als men het heeft over de digitale economie heeft men het vaak over techbedrijven. Echter ook de ‘oude economie’ digitaliseert. De receptuur van de koekjesfabrikant is niet wezenlijk anders dan het intellectueel eigendom van Netflix (filmrechten, software, etc). De fabriek is niet wezenlijk anders dan de server. De koekjesfabrikant had ook de receptuur in Bermuda kunnen parkeren. Ook zijn bedrijfsstructuren die inspelen op het voorkomen van lokale belastingplicht niet nieuw.
De zere plek in het bedrijfsmodel van Netflix lijkt eerder de receptuur dan het deeg. De receptuur zit nu in Delaware, de VS. De kernvraag is of de vergoeding voor de receptuur wel onderworpen is aan een serieus belastingtarief. Na BEPS zijn er verschillende ‘onshoring‘ mogelijkheden gecreeerd, waardoor in feite grondslaguitholling buiten de VS nog steeds wordt gestimuleerd.
Werktuigen
Onshoring kan ook naar landen buiten de US. Denk bijvoorbeeld aan Ierland en Nederland. Nederland heeft deze route geblokkeerd. Hoewel dergelijke landen een werktuig zijn – willoos danwel gewillig – betreft het in de kern intellectueel eigendom dat onbelast of laagbelast blijft door de vormgeving van het belastingsysteem.
5. Betalen waar je gebruikers en klanten zitten
Het artikel concludeert “‘betalen waar je gebruikers en klanten zitten’ lijkt er voorlopig niet te komen”. “Vooral de VS doen moeilijk. Dáár komen immers de meeste techreuzen vandaan, en de Amerikanen hebben vooralsnog weinig zin om alle winstbelasting met de rest van de wereld te delen”. Hoewel de digitale economie meer is dan de techreuzen en de twee pijlers ook de oude economie zullen treffen omdat ook zij de digitale economie hebben omarmd, heeft Waterval daar een punt. Tenzij de ‘Pillar One’-handdoek in de ring wordt gegooid, en de DST-handschoen wordt opgepakt.
Geef een reactie