Commentaar: fiscalistenwiskunde

Al eerder heb ik mijn verwondering geuit over de totstandkoming van artikel 8bd Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (“Wet Vpb”). Het eerste artikellid luidt:

Indien de belastingplichtige in het jaar een vermogensbestanddeel, niet zijnde een schuld, verkrijgt van een aan hem gelieerd lichaam door middel van een kapitaalstorting (…) [mv: de transactie], en de waarde in het economische verkeer van dat vermogensbestanddeel op het tijdstip van de verkrijging hoger is dan de waarde die bij het gelieerde lichaam ter zake van de overdracht van dat vermogensbestanddeel wordt betrokken in een naar de winst geheven belasting [mv: inclusietest], wordt voor de teboekstelling van dat vermogensbestanddeel de laatstbedoelde waarde in aanmerking genomen [mv: teboekstellingsvoorschrift]. (…)

Artikel 8 lid 1 Wet Vpb

De letterlijke tekst van de inclusietest – i.e. het onderstreepte gedeelte – vereist naar mijn mening dat er sprake is van:

  • betrekking in de heffing;
  • tegen een lager bedrag dan de waarde in het economisch verkeer;

om het teboekstellingsvoorschrift te activeren.

In geval van niet betrekken in de heffing – bijvoorbeeld omdat het overdragende lichaam is vrijsteld van belasting – wordt het teboekstellingsvoorschrift niet geactiveerd. De definitie van betrekking in de heffing is ook in detail besproken in de parlementaire geschiedenis.

Mijn lezing wordt niet breed gedeeld. Ik begrijp dat er een kamp is dat het standpunt inneemt dat niet in de heffing betrekken en voor nul in de heffing betrekken hetzelfde is (zondermeer onjuist). Ik begrijp dat er een tweede kamp is dat de discussie in algemene zin niet wil aangaan, omdat de ‘geest of bedoeling van de wet’ (1, 2) duidelijk is (een interessant wetsinterpretatievraagstuk). Ik voel me echter gesteund door Karel van het Reve; ‘gelijk hebben is belangrijker dan gelijk krijgen’ (De Jortcast).

Ook in het teboekstellingsvoorschrift zit een rariteit. Het teboekstellingsvoorschrift verwijst naar de waarde die in de heffing wordt betrokken. Maar wat wordt nu eigenlijk in de heffing betrokken? Als een vermogensbestanddeel een boekwaarde heeft van 80, maar een waarde in het economisch verkeer van 100, wordt dan bij een overdracht voor de waarde in het economisch verkeer dan niet 20 in de heffing betrokken? Moet het vermogensbestanddeel dan op de balans worden gezet voor 20? En als er sprake is van een verlies, moet het vermogensbestanddeel dan op de balans worden gezet voor een negatief bedrag? Ook hier zullen de vakbroeders die geesten aanroepen om de wet te interpreteren het standpunt innemen dat dit duidelijk in strijdt is met de geest van de wet.

Overigens was de bedoeling van de wetgever inderdaad anders, daar ben ik het wel mee eens.

Two wrongs, seem to make right. Meer dan een jaar na de inwerkingtreding van de wet werd het besluit van 11 januari 2023, nr. 2022-322315, gepubliceerd met ‘een verduidelijking’:

Gezien doel en strekking van de Wet tegengaan mismatches bij toepassing zakelijkheidsbeginsel acht ik in de geschetste situatie bij een verkrijging van een subjectief vrijgesteld lichaam of een verkrijging van een lichaam dat in een staat is gevestigd waar het lichaam niet is onderworpen aan een winstbelasting een fiscale waardering op een waarde van nihil door de belastingplichtige niet passend.

Besluit van 11 januari 2023, nr. 2022-32231, paragraaf 3. Verduidelijking reikwijdte.

Vervolgens ‘besluit’ de staatssecretaris welke uitleg de inspecteur hanteert. De uitleg die wordt gehanteerd lijkt mij puur symbolisch – met een zinloze administratieve lastenverzwaring – en geen daadwerkelijke oplossing van het probleem. Of iets nu nul euro niet wordt belast, of een miljoen euro niet wordt belast, de verschuldigde belasting is even veel; nul. Daarnaast lijkt het een voordeliger lezing van het teboekstellingsvoorschrift voor stortingen door vrijgestelde lichamen voor te schrijven dan voor stortingen door regulier belaste lichamen. ‘Dat kan toch niet de bedoeling zijn’, fluisteren geesten mij in.

Deze uitleg lijkt nu in de praktijk breed toepasbaar. Zo zijn er nu vier (1, 2, 3, 4) samenvattingen van rulings beschikbaar, voor situaties die allemaal net iets anders zijn dan het besluit.

Maar wat hebben we nu eigenlijk gecreeerd? Een wet die niet klopt, een besluit dat aanspoort tot volkomen onzintransacties, en een (verondersteld) probleem dat niet is opgelost. Toch maar aanpassen die regel.

Reacties

Eén reactie op “Commentaar: fiscalistenwiskunde”

  1. […] kan ook naar landen buiten de US. Denk bijvoorbeeld aan Ierland en Nederland. Nederland heeft deze route geblokkeerd. Hoewel dergelijke landen een werktuig zijn – willoos dan wel gewillig – betreft het in […]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *