20250708 APA 000010
Samenvatting
Aanleiding
X heeft een bilateraal verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over verrekenprijzen voor de boekjaren 2020/2021 tot en met 2024/2025. Er is tevens verzocht om de overeen te komen fiscale behandeling ook van toepassing te laten zijn op de boekjaren 2016/2017 tot en met 2019/2020. De aangiften vennootschapsbelasting zijn inmiddels ingediend tot en met boekjaar 2022/2023.
Feiten
X is een vennootschap gevestigd in Nederland met [76 – 150] personeelsleden in Nederland en maakt onderdeel uit van de internationaal opererende Y-groep. De Y-groep is actief in de industriële sector. Y is gevestigd buiten de Europese Unie en functioneert als het hoofdkantoor van de Y-groep. Z is ook gevestigd buiten de Europese Unie en verricht verkoopactiviteiten ten behoeve van de Y-groep. De Y-groep opereert in twee segmenten, A en B. Binnen het A-segment zijn X en Y gezamenlijk verantwoordelijk voor het aansturen van de ondernemingsactiviteiten en het beheren van de ondernemersrisico’s. X is verantwoordelijk voor het identificeren, aansturen en implementeren van procesverbeteringen in het productieproces, verricht distributieactiviteiten, voert hoogwaardige personeelsfuncties uit met betrekking tot proces- en productontwikkeling en verricht DEMPE-functies met betrekking tot de immateriële activa. Y verricht strategische managementactiviteiten, verricht DEMPE- functies ten aanzien van de immateriële activa. Uit de functionele analyse blijkt dat zowel X als Y belangrijke functies vervullen en significante risico’s beheren. Hiermee leveren beide (ongeveer gelijke) waardevolle en unieke bijdragen aan de waardeketen van de groep. Het verzoek om zekerheid vooraf heeft betrekking op de winstverdeling tussen X en Y voor uitsluitend het A-segment.
Rechtskader
Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. Relevant in dit kader is het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 en/of het Verrekenprijsbesluit 2022, hierna (gezamenlijk) te noemen “verrekenprijsbesluit”. 20250708 APA 000010 Voorts zijn relevant het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter, en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).
Overwegingen
1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en heeft de gevraagde zekerheid vooraf geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met gelieerde entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen beschrijven dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van partijen te worden meegewogen.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s- lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de comparable uncontrolled price (CUP) methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Niet is gebleken dat voor de activiteiten van X een CUP aanwezig is.
4. De OESO-richtlijnen beschrijven dat de transactional-profit-split-methode passend is wanneer beide partijen unieke en waardevolle contributies leveren of betrokken zijn bij geïntegreerde ondernemingsactiviteiten. De residual-profit-split-methode beloont eerst routinematige functies die zijn onderkend middels een eenzijdige verrekenprijsmethode en verdeelt daarna de overgebleven winst. Uit de feiten en omstandigheden blijkt dat X en Y binnen de bedrijfsprocessen beide waardevolle en unieke activiteiten verrichten en dat deze activiteiten in hoge mate onderling geïntegreerd zijn. De residual-profit-split-methode is daarom een passende methode om de winst van X en Y vast te stellen.
5. Er is een contributieanalyse uitgevoerd om de verdeling van de restwinst tussen X en Y te bepalen. Op basis van een weging van de relatieve waarde van de geleverde bijdragen door X en Y is een profit split percentage bepaald. De bij het verzoek gevoegde contributieanalyse is passend bevonden bij de functies, activa en risico’s van X en Y.
Conclusie
De bevoegde autoriteiten hebben overeenstemming bereikt over de arm’s-lengthbeloning voor de activiteiten van X. Deze overeenstemming is vervolgens uitgewerkt en geformaliseerd in een vaststellingsovereenkomst tussen de Belastingdienst en X. De bevoegde autoriteiten zijn overeengekomen dat voor de vaststelling van de at arm’s-length beloning van de activiteiten van X en Y de toepassing van de residual-profit-split-method at arm’s- length is. Na beloning van Z met een routinematige operationele marge, welke geen onderdeel uitmaakt van de vaststellingsovereenkomst, wordt de restwinst van het A-segment overeenkomstig de uitkomst 20250708 APA 000010van de contributieanalyse verdeeld tussen X en Y. Dit resulteert in een profit split percentage van [40% – 60%] voor Y en [40% – 60%] voor X. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 april 2020 tot en met 31 maart 2025 en is van overeenkomstige toepassing op de boekjaren 2016/2017 tot en met 2019/2020. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de aangiften vennootschapsbelasting reeds zijn ingediend tot en met het boekjaar 2022/2023.