20250708 APA 000008
Samenvatting
Aanleiding
X heeft een bilateraal verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over verrekenprijzen voor de boekjaren 2019 tot en met 2023. Er is tevens verzocht om de overeen te komen fiscale behandeling ook van toepassing te laten zijn op de boekjaren 2016 tot en met 2018. De aangiften vennootschapsbelasting zijn inmiddels ingediend tot en met boekjaar 2023.
Feiten
X is een vennootschap gevestigd in Nederland met [501 – 1.000] personeelsleden in Nederland en behoort tot de Z-groep. De Z-groep is actief in de dienstverlenende sector. Z is een vennootschap en gevestigd binnen de Europese Unie. Z verricht de belangrijkste kernfuncties van de groep zoals het strategische management en de operationele planning. Z is voorts de eigenaar van alle immateriële activa van de groep, draagt de belangrijkste ondernemersrisico’s en functioneert als principaal binnen de groep. X verricht als onderaannemer bepaalde logistieke diensten aan derden ten behoeve van Z en loopt beperkte risico’s. De contracten met derden worden afgesloten door Z zonder enige betrokkenheid van X. De facturatie aan klanten vindt plaats door Z. De gevraagde zekerheid vooraf heeft betrekking op de arm’s-lengthbeloning voor de dienstverlenende activiteiten verricht door X.
Rechtskader
Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’slengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. Relevant in dit kader is het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 en/of het Verrekenprijsbesluit 2022, hierna (gezamenlijk) te noemen “verrekenprijsbesluit”. Voorts zijn relevant het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter, en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). 20250708 APA 000008
Overwegingen
1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en heeft de gevraagde zekerheid vooraf geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met gelieerde entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen beschrijven dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van partijen te worden meegewogen. Binnen de gelieerde transactie zijn de functies van X in vergelijking met die van Z als uitvoerend te beschouwen. X kan daarom worden beschouwd als de minst complexe partij in de gelieerde transactie en is derhalve aangemerkt als tested party.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s- lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de comparable uncontrolled price (CUP) methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Niet is gebleken dat voor de activiteiten van X een CUP aanwezig is. Andere traditionele methoden gaan uit van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van de vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (Transactional Net Margin Method) een betrouwbaardere uitkomst. In dit geval zijn de relevante kosten gekozen als maatstaf omdat de relevante kosten de relevante indicator zijn voor de waarde van de uitgeoefende functies, gebruikte activa en gedragen risico’s door X.
4. De bij het verzoek gevoegde benchmark studie is door beide bevoegde autoriteiten beoordeeld en niet passend bevonden bij functies, activa en risico’s van X. De bevoegde autoriteiten zijn desondanks tot overeenstemming gekomen over de arm’s-lengthbeloning voor de activiteiten van X.
Conclusie
De bevoegde autoriteiten hebben overeenstemming bereikt over de arm’s-lengthbeloning voor de activiteiten van X. Deze overeenstemming is vervolgens uitgewerkt en geformaliseerd in een vaststellingsovereenkomst tussen de Belastingdienst en X. Partijen hebben vastgesteld dat voor de activiteiten van X een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de relevante kosten at arm’s-length is. De bevoegde autoriteiten zijn overeengekomen dat de door X aangegeven winst die overeenkomt met [5% – 10%] van de relevante kosten als at arm’s- length kan worden aangemerkt. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2023 en is van overeenkomstige toepassing voor de boekjaren 1 januari 2016 tot en met 31 december 2018. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de aangiften vennootschapsbelasting reeds zijn ingediend tot en met het boekjaar 2023.