rul-20250318-atr-000006

20250318 ATR 000006

Samenvatting

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van de toepassing van de stakingsverliesregeling voor de Vennootschapsbelasting. Men wenst zekerheid voor het boekjaar 2022.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een internationaal concern met een hoofdkantoor in een land binnen de Europese Unie (EU), welke actief is in de industriële sector. In Nederland worden door X en de in Nederland tot het concern behorende vennootschappen bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door [151 – 300] werknemers. X (via een gevoegde dochtermaatschappij in de fiscale eenheid voor de Vennootschapsbelasting) oefent middels een buitenlands samenwerkingsverband werkzaamheden uit in een staat binnen de EU (staat Z) waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft gesloten. De werkzaamheden van X in staat Z kwalificeren als een Vaste inrichting. Nagenoeg alle activiteiten van de Vaste inrichting van X in staat Z zijn in 2022 overgedragen aan een niet verbonden lichaam. X heeft een berekening overgelegd waar het saldo van de positieve en negatieve bedragen aan winst uit staat Z is aangegeven. Uit deze berekening blijkt dat de resultaten uit staat Z per saldo hebben geleid tot een negatief bedrag. De aangifte Vennootschapsbelasting 2022 (aangifte Vpb) is ingediend tijdens de behandeling van het verzoek. Het verzoek is buiten behandeling gesteld.

Rechtskader

X verzoekt om zekerheid vooraf over de toepassing van de stakingsverliesregeling als bedoeld in artikel 15i van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. Op basis van de aangeleverde feiten lijkt het verzoek op voorhand aan de voorwaarden voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zoals genoemd in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter te voldoen. Om die reden is het verzoek in eerste instantie in behandeling genomen. 20250318 ATR 000006
2. Op grond van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter in combinatie met artikel 2b van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen is sprake van een voorafgaande grensoverschrijdende Ruling indien de Ruling tot stand komt vóórdat de belastingaangifte is ingediend (over het tijdvak waarin de betreffende transactie heeft plaatsgevonden). Tijdens de behandeling van het desbetreffende verzoek is de aangifte Vpb ingediend. In deze aangifte is de transactie verwerkt waarop het verzoek voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ziet.
3. Gelet op de indiening van de aangifte Vpb is er vanaf het moment van indienen van de aangifte Vpb niet langer sprake van het verkrijgen van zekerheid vooraf. Daarom is een verdere inhoudelijke analyse van het verzoek achterwege gebleven.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen, omdat geen sprake (meer) is van een Ruling met een internationaal karakter als bedoeld in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. Het verzoek tot vooroverleg is buiten behandeling gesteld. Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat de genoemde transactie in beginsel zal worden beoordeeld in het kader van de reguliere behandeling van de aangifte Vpb.