Aanleiding
Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van een grensoverschrijdende financiering. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2024 tot en met 2028.
Feiten
X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X houdt alle aandelen in Y. Y is eveneens een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X en Y vormen samen een fiscale eenheid voor de Vennootschapsbelasting. X en Y zijn onderdeel van een internationaal opererend concern actief in de handelssector. Het concern oefent bedrijfseconomische operationele activiteiten uit in Nederland. De activiteiten worden uitgeoefend door [151 – 300] werknemers in Nederland. X en Y hebben beide, middels een externe acquisitie, aandelen verworven in A. A is opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land buiten Europa waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft gesloten. X heeft gelijktijdig van dezelfde externe partij ook aandelen gekocht in B en C, beide vennootschappen opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een ander land buiten Europa waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft gesloten. De koopsom van de aandelen A, B en C is schuldig gebleven. Er is een overeenkomst van geldlening gesloten met een looptijd van vier jaren met een tussentijdse aflossingsverplichting. X en Y zijn voornemens, indien zij niet beschikken over voldoende overtollige liquide middelen om te voldoen aan de overeengekomen aflossingsverplichting, om een financiering in de vorm van een geldlening aan te trekken van Z. Z is een gelieerde vennootschap, opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft gesloten. Het verzoek is ingetrokken.
Rechtskader
Het verzoek ziet op de toepassing van artikel 10a van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). X en Y verzoeken specifiek om zekerheid dat zij met succes een beroep kunnen doen op een van de tegenbewijsregelingen van artikel 10a, derde lid, van de Wet Vpb. Relevant hierbij is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Voorts is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).
Overwegingen
1. Op basis van de aangeleverde feiten lijkt het verzoek op voorhand aan de voorwaarden voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zoals genoemd in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter te kunnen voldoen. Om die reden is het verzoek in eerste instantie in behandeling genomen.
2. Om het verzoek om zekerheid vooraf te kunnen behandelen en te beoordelen, is door de Belastingdienst om additionele informatie gevraagd. Vervolgens hebben X en Y besloten om het verzoek tot zekerheid vooraf in te trekken. Het verzoek is daarom niet inhoudelijk beoordeeld.
Conclusie
Het verzoek om zekerheid vooraf is ingetrokken. Derhalve is er geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen. Voorgaande zal in beginsel in het kader van het reguliere toezicht beoordeeld worden.