rul-20250204-atr-000015

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de afwezigheid van een Vaste inrichting voor de Vennootschapsbelasting in Nederland. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2024 tot en met 2028.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten (Verdragsland A). X is een actieve dochtervennootschap van een internationaal opererend concern in de industriële sector. X is onderworpen aan winstbelasting in Verdragsland A. Het concern heeft tevens een vennootschap, Y, opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland die operationele activiteiten uitoefent in Nederland. X is voornemens producten buiten Verdragsland A te distribueren. X wenst het kantoor van Y te gebruiken voor de activiteiten gerelateerd aan de naleving van regelgeving met betrekking tot de distributie van producten in Europa. De activiteiten bestaan uit goederenadministratie, zorg dragen voor juridische documentatie en optreden als aanspreekpunt voor bepaalde overheidsautoriteiten. Deze activiteiten worden uitgevoerd onder aansturing en regie van X. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek van X om zekerheid vooraf dat geen sprake is van een Vaste inrichting in Nederland ziet op de toepassing van artikel 3, vierde lid, onderdeel a in combinatie met artikel 17, derde lid, onderdeel a of artikel 17a van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Als sprake is van een Vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger op basis van deze artikelen in combinatie met het geldende Belastingverdrag, dient op basis van de relevante bepalingen van het Belastingverdrag tussen Nederland en Verdragsland A te worden bepaald of Nederland wel kan heffen. Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.

Overwegingen

1. Op basis van de aangeleverde feiten lijkt het verzoek op voorhand te voldoen aan de voorwaarden voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zoals genoemd in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. Om die reden is het verzoek in eerste instantie in behandeling genomen.
2. Om het verzoek om zekerheid vooraf te kunnen behandelen en te beoordelen, is door de Belastingdienst additionele informatie gevraagd. X heeft vervolgens een inschatting gemaakt van de additionele administratieve lasten en heeft besloten om het vooroverleg te staken. Het verzoek om zekerheid vooraf is derhalve ingetrokken voordat kon worden toegekomen aan een inhoudelijke analyse.

Conclusie

Het verzoek om zekerheid vooraf is ingetrokken. Derhalve is er geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen. Het voorgaande zal in beginsel worden beoordeeld in het kader van het reguliere toezicht.