rul-20241224-apa-000014

Aanleiding

X heeft een bilateraal verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor de boekjaren 2020/2021 tot en met 2024/2025.

Feiten

X is een vennootschap gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie (EU) en behoort tot de Z- groep. De Z-groep is actief in de industriële sector. Z is gevestigd buiten de EU en functioneert als het wereldwijde hoofdkantoor van de Z-groep. Z is als wereldwijde entrepreneur verantwoordelijk voor belangrijke ondernemingsbeslissingen in alle regio’s. Z is tevens eigenaar van de R&D gerelateerde activa van de Z-groep. X opereert als het Europese hoofdkantoor van de Z-groep. X is in dit kader verantwoordelijk voor de verkoop van producten van de Z-groep in Europa. Y is een vennootschap gevestigd in Nederland met [76 – 150] personeelsleden in Nederland en behoort ook tot de Z-groep. Y oefent onder andere verkoopondersteuning en marketingdiensten uit in Nederland ten behoeve van X. Y voert deze activiteiten uit onder aansturing en regie van X en binnen de door X gestelde kaders. Y is geen eigenaar van waardevolle activa. Y loopt bij het uitvoeren van haar activiteiten beperkte risico’s. X heeft mogelijk een Vaste inrichting in Nederland. De Vaste inrichting heeft geen kantoor noch werknemers in Nederland.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd door artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO- modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO-commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen), wordt het arm’s-lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. Relevant in dit kader is het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 en/of het Verrekenprijsbesluit 2022, hierna (gezamenlijk) te noemen “verrekenprijsbesluit”. Voorts zijn relevant het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter, en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). De winstallocatie aan vaste inrichtingen vindt plaats in lijn met artikel 7 van het OESO- modelverdrag. In juli 2008 is het OESO-rapport ‘Report on the Attribution of Profits to Permanent Establishments’ (PE-Report) gepubliceerd, dat in 2010 is aangepast aan een eveneens in 2010 gepubliceerd nieuw artikel 7 OESO-modelverdrag. In dit rapport wordt beschreven hoe winsten aan vaste inrichtingen toegerekend dienen te worden onder toepassing van artikel 7 van het OESO-modelverdrag. In het besluit van 15 januari 2011, nr. IFZ2010/457M en/of het Besluit winstallocatie vaste inrichtingen 2022, hierna (gezamenlijk) te noemen “besluit winstallocatie vaste inrichtingen”, geeft de Staatssecretaris inzicht in zijn standpunten met betrekking tot de winstallocatie aan vaste inrichtingen en wordt bevestigd dat het Nederlandse beleid aansluit bij de conclusies van het PE-Report.

Overwegingen

Door de bevoegde autoriteiten is gesteld dat de uitkomst van de verrekenprijsmethode zoals overeengekomen in een bilaterale APA met betrekking tot de activiteiten van Y een at arm’s- lengthbeloning reflecteert voor de activiteiten verricht door Y voor X in Nederland. De bevoegde autoriteiten hebben geconcludeerd dat mocht met betrekking tot de verrichte verkoopondersteuning- en marketingdiensten door Y een Vaste inrichting van X geacht zou worden te bestaan in Nederland, dat hier dan geen additionele winst aan is toe te rekenen. Als gevolg van deze conclusie is dit verzoek buiten behandeling gesteld.

Conclusie

Er is geen zekerheid vooraf gegeven. Het verzoek is buiten behandeling gesteld.