rul-20241105-apa-000006

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor de boekjaren 2024 tot en met 2028, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2023.

Feiten

X is een in Nederland gevestigde vennootschap en het hoofdkantoor van het internationaal opererende concern Y en houdt zich bezig met de ontwikkeling, productie, distributie en verkoop in de industriële sector. X is ontwikkelaar en eigenaar van bepaalde immateriële activa binnen de groep. In dat kader ontwikkelt X wereldwijd beleid, richtlijnen en strategieën voor de ontwikkeling, verbetering, onderhoud, bescherming en exploitatie (DEMPE) van de door X ontwikkelde immateriële activa. De groepsmaatschappijen binnen concern Y, die zowel binnen als buiten de Europese Unie (“EU”) zijn gevestigd, maken gebruik van verschillende door X ontwikkelde en bij X in eigendom zijnde immateriële activa. De groepsmaatschappijen worden voor verrekenprijsdoeleinden gekarakteriseerd als entrepreneurs. X stelt de immateriële activa ook ter beschikking aan derde partijen, die zowel binnen als buiten de EU zijn gevestigd en ontvangt daarvoor een licentievergoeding. De gevraagde zekerheid vooraf ziet op het arm’s-length karakter van een licentievergoeding die groepsmaatschappijen betalen aan X voor het gebruik van, in ieders respectievelijke lokale markt, één van de door X ontwikkelde immateriële activa. De grondslag waarover de licentievergoeding wordt berekend is de netto omzet van de lokale groepsmaatschappijen behaald met het gebruik van het immateriële activum in hun respectievelijke markten.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. Relevant in dit kader is het Verrekenprijsbesluit 2022. Voorts zijn relevant het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter, en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en heeft de gevraagde zekerheid vooraf geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met gelieerde entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen beschrijven dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van partijen te worden meegewogen. De OESO- richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van een arm’s- lengthvergoeding. Als deze aanwezig is, geeft de comparable uncontrolled price (CUP) methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen.
3. Voor het gebruik van het door X ontwikkelde immateriële activum door de groepsmaatschappijen zijn interne CUP’s aangetroffen. Er is gebruik gemaakt van de bij het verzoek gevoegde vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Voorts zijn er aanvullende kwantitatieve analyses verstrekt.
4. De bij het verzoek gevoegde interne CUP analyse en aanvullende kwantitatieve analyses zijn beoordeeld en passend bevonden ter onderbouwing van de door X ontvangen licentievergoeding voor het aan groepsmaatschappijen ter beschikking stellen van het door X ontwikkelde en in eigendom gehouden immateriële activum.

Conclusie

Partijen hebben vastgesteld dat voor het ter beschikking stellen van het door X ontwikkelde en in eigendom gehouden immateriële activum aan de lokale groepsmaatschappijen een vergoeding uitgedrukt in een percentage van de netto omzet van de lokale groepsmaatschappijen behaald met het gebruik van het immateriële activum at arm’s-length is. Het gehanteerde percentage valt binnen de range van resultaten van de verstrekte interne CUP analyse, waarvan de lower quartile 6,3% bedraagt en de upper quartile 8,5%. In de vaststellingsovereenkomst is de mediaan gehanteerd. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2028.