rul-20240716-atr-000002

Aanleiding

Naar aanleiding van de voorgenomen verkrijging van een buitenlandse deelneming in een andere valuta dan de functionele valuta is verzocht om zekerheid vooraf om de valutakoers van de te betalen koopsom te fixeren. Men wenst zekerheid voor de jaren 2022 en 2023.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X behoort tot een internationaal opererend concern, actief in de industriële sector. In Nederland worden door X en de in Nederland tot het concern behorende vennootschappen bedrijfseconomische operationele activiteiten verricht door [> 1.000] werknemers. X heeft een verzoek ingediend ten aanzien van het voornemen om een deelneming, opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een staat waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft gesloten en niet zijnde in een lidstaat van de Europese Unie, te kopen waarvan de koopsom in een andere valuta luidt dan de functionele valuta van X. X heeft het voornemen om voorafgaand aan de daadwerkelijke betaling van de koopsom valutatermijntransacties aan te gaan om het valutarisico ten aanzien van de aankoop van de deelneming af te dekken. De Belastingdienst heeft naar aanleiding van dit verzoek op grond van onderdeel 1.7.4 van het Besluit deelnemingsvrijstelling een eenzijdige goedkeuring verleend. Hierbij is het Besluit rulings met een internationaal karakter niet in acht genomen hetgeen de Belastingdienst alsnog tracht te doen door publicatie van deze samenvatting en door uitwisseling van de gemaakte afspraak. De transactie heeft uiteindelijk geen doorgang gevonden.

Rechtskader

De gevraagde zekerheid ziet op de toepassing van de deelnemingsvrijstelling als bedoeld in artikel 13 van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969. Het besluit van 9 maart 2020, nr. 2020- 0000000002 (Besluit deelnemingsvrijstelling) is ook van belang in dit kader. Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. Het concern oefent, middels haar Nederlandse vennootschappen, in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus). Voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van X binnen het concern.
2. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. In de vennootschappelijke jaarrekening worden de valutaresultaten behaald in de periode voorafgaand aan de daadwerkelijke aankoop en betaling van een deelneming gerekend tot de kostprijs van die deelneming.
4. Over de fiscale behandeling van deze resultaten heeft de Hoge Raad zich nog niet uitgelaten.
5. In onderdeel 1.7.4 van het Besluit deelnemingsvrijstelling wordt goedgekeurd dat op verzoek van de belastingplichtige de valutaresultaten op dergelijke valutatermijntransacties fiscaal onderdeel van de kostprijs van de deelneming en van het voor die deelneming opgeofferde bedrag vormen. Deze goedkeuring ziet op de situatie dat de belastingplichtige het voornemen heeft om een deelneming te kopen en er derhalve op het moment van het aangaan van de valutatermijntransacties nog geen deelneming is.
6. Aan deze goedkeuring is de voorwaarde verbonden dat het verzoek moet zijn gedaan voordat de belastingplichtige aanvangt met het opbouwen van deze valutapositie.
7. X heeft een dergelijk verzoek tijdig ingediend. Ten tijde van de afgifte van de eenzijdige goedkeuring door de Belastingdienst kon er een succesvol beroep gedaan worden op onderdeel 1.7.4 van het Besluit deelnemingsvrijstelling. De transactie heeft uiteindelijk geen doorgang gevonden. Dientengevolge wordt er niet meer voldaan aan de voorwaarden van onderdeel 1.7.4 van het Besluit deelnemingsvrijstelling en wordt niet alsnog een vaststellingsovereenkomst gesloten.

Conclusie

Er wordt geen vaststellingsovereenkomst gesloten omdat de transactie uiteindelijk geen doorgang heeft gevonden. Er wordt namelijk niet meer voldaan aan de voorwaarden van onderdeel 1.7.4 van het Besluit deelnemingsvrijstelling. De aangifte Vennootschapsbelasting zal in beginsel in het kader van het reguliere toezicht beoordeeld worden.