rul-20240709-apa-000006

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor de boekjaren 2023 tot en met 2027, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2022.

Feiten

X is een vennootschap gevestigd in Nederland waarvan de aandelen worden gehouden door twee internationaal opererende groepen die actief zijn in de industriële sector, de Y-groep en de Z- groep. Y is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie (EU) en functioneert als het hoofdkantoor van de Y-groep. Z is buiten de EU gevestigd en functioneert als het hoofdkantoor van de Z-groep. X verricht productieactiviteiten in opdracht van Y en Z. Y en Z; – bepalen het type, de kwaliteit, en de kwantiteit van de producten die X maakt, – verstrekken maandelijks hun planning aan X voor het gebruik van de productiefaciliteiten van X, – leveren de grondstoffen af bij X, – halen de eindproducten op bij X, – zijn verantwoordelijk voor de verkoop en distributie van de eindproducten. Aldus bepalen Y en Z de bezettingsgraad van de productiefaciliteiten van X en nemen de logistiek voor toelevering van grondstoffen en de verkoop en distributie van de eindproducten voor hun rekening en risico. De grondstoffen en eindproducten zijn en blijven gedurende het gehele productieproces en opslag eigendom van Y en Z. X is op geen enkel moment eigenaar van de goederenstroom en is niet betrokken bij verkoop en distributie van de eindproducten. Vanaf het moment van aflevering van de grondstoffen door Y en Z tot het moment dat Y en Z de eindproducten ophalen bij X is X wel verantwoordelijk voor tussentijdse opslag van grondstoffen en eindproducten. De risico’s van X zijn beperkt. X wordt voor verrekenprijsdoeleinden gekarakteriseerd als loonproducent met beperkte risico’s in opdracht van de principalen Y en Z. De gevraagde zekerheid vooraf ziet op de arm’s-lengthbeloning voor de productieactiviteiten door X ten behoeve van Y en Z.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. Relevant in dit kader is het Verrekenprijsbesluit 2022. Voorts zijn relevant het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter, en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en heeft de gevraagde zekerheid vooraf geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met gelieerde entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen schrijven voor dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van partijen te worden meegewogen. Binnen de gelieerde transactie zijn de functies van X in vergelijking met die van Y en Z als uitvoerend te beschouwen. X kan daarom worden beschouwd als de minst complexe partij in de gelieerde transactie en is derhalve aangemerkt als tested party.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s- lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de comparable uncontrolled price (CUP) methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Niet is gebleken dat voor de productieactiviteiten van X een CUP aanwezig is. Andere traditionele methoden gaan uit van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van de vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method) een betrouwbaardere uitkomst. In dit geval zijn de operationele kosten gekozen als maatstaf omdat de operationele kosten de relevante indicator zijn voor de waarde van de uitgeoefende functies, gebruikte activa en gedragen risico’s door X. Kosten die enkel door X worden doorbelast (verschotkosten) kunnen op basis van paragraaf 2.98 van de OESO-richtlijnen buiten de kostengrondslag worden gelaten, omdat alleen de operationele kosten van X de relevante indicator zijn voor de waarde van de door haar uitgeoefende functies, de gebruikte activa en de gelopen risico’s.
4. De bij het verzoek gevoegde benchmark studie is beoordeeld en passend bevonden bij de functies, activa en risico’s van X.

Conclusie

Partijen hebben vastgesteld dat voor de productieactiviteiten van X ten behoeve van Y en Z een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de relevante operationele kosten van X at arm’s-length is. Het percentage dat in de overeenkomst is opgenomen valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 3,1 % bedraagt en de upper quartile 7,9%. Vanwege de specifieke feiten en omstandigheden is een percentage boven de mediaan gehanteerd in de vaststellingovereenkomst. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2027.