rul-20240702-atr-000003

Aanleiding

Naar aanleiding van het voornemen om kapitaal te storten in een recent verworven deelneming is verzocht om zekerheid vooraf om de valutakoers van de kapitaalstortingen te fixeren. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2023 tot en met 2027.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X behoort tot een internationaal opererend concern, actief in de industriële sector. In Nederland worden door X en de in Nederland tot het concern behorende vennootschappen bedrijfseconomische operationele activiteiten verricht door [301 – 500] werknemers. X heeft in 2023 een deelneming, opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft gesloten, verworven. X heeft een verzoek ingediend ten aanzien van het voornemen om kapitaal te storten in de overgenomen deelneming, in de functionele valuta van deze deelneming. De voorgenomen storting zal in meerdere tranches verspreid over een aantal jaar plaatsvinden. X heeft het voornemen om voorafgaand aan de daadwerkelijke betaling van de kapitaalstortingen valutatermijntransacties aan te gaan om het valutarisico af te dekken. De eerste afdekkingsinstrumenten zijn afgesloten vóórdat het verzoek is ingediend. Opvolgende afdekkingsinstrumenten worden afgesloten nadat het verzoek is ingediend.

Rechtskader

De gevraagde zekerheid ziet op de toepassing van de deelnemingsvrijstelling als bedoeld in artikel 13 van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969). Onderdeel 1.7.4 van het besluit van 9 maart 2020, nr. 2020-0000000002 (Besluit deelnemingsvrijstelling) is eveneens relevant in dit kader, in combinatie met het antwoord van de Kennisgroep deelnemingsvrijstelling van 19 maart 2024, KG:023:2024:3, (KG-standpunt). Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.

Overwegingen

1. Het concern oefent, middels haar Nederlandse vennootschappen, in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus). Voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van X binnen het concern.
2. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. In onderdeel 1.7.4 van het Besluit deelnemingsvrijstelling wordt goedgekeurd dat op verzoek van de belastingplichtige de valutaresultaten op valutatermijntransacties behaald in de periode voorafgaand aan de daadwerkelijke aankoop en betaling van een deelneming fiscaal onderdeel van de kostprijs van de deelneming en van het voor die deelneming opgeofferde bedrag vormen.
4. Uit het KG-standpunt blijkt dat de strekking van deze 1.7.4-goedkeuring dezelfde is als die van artikel 13, zevende lid, Wet Vpb 1969, namelijk de fiscaliteit in lijn brengen met de bedrijfseconomische realiteit. Rekening houdende met de parlementaire behandeling bij artikel 13, eerste lid, Wet Vpb 1969, lijkt het begrip ‘verwerving van een deelneming’ in het kader van de deelnemingsvrijstelling ook een kapitaalstorting te omvatten. Gelet hierop en de strekking van de 1.7.4-goedkeuring kan ook een beroep worden gedaan op deze goedkeuring als niet sprake is van een voorgenomen aankoop van aandelen in een deelneming waarvan de koopsom in een andere valuta luidt dan de functionele valuta, maar van een voorgenomen kapitaalstorting in de functionele valuta van de deelneming.
5. Aan de 1.7.4-goedkeuring is de voorwaarde verbonden dat het verzoek moet zijn gedaan voordat de belastingplichtige aanvangt met het opbouwen van deze valutapositie.
6. X heeft een dergelijk verzoek ingediend nadat een aantal afdekkingsinstrumenten reeds zijn afgesloten, en voordat opvolgende afdekkingsinstrumenten zijn afgesloten. Voor de afdekkingsinstrumenten die zijn afgesloten voor datum van het verzoek kan geen succesvol beroep worden gedaan op de 1.7.4-goedkeuring. Uit het KG-standpunt blijkt dat voor afdekkingsinstrumenten die zijn aangegaan na indiening van het verzoek, wel een succesvol beroep kan worden gedaan op de 1.7.4-goedkeuring. De valutaresultaten behaald op de valutatermijntransacties die zijn afgesloten vanaf de datum van het verzoek vormen onderdeel van de kostprijs van de deelneming en zijn onderdeel van het voor die deelneming opgeofferde bedrag.

Conclusie

De valutaresultaten op de valutatermijntransacties afgesloten vanaf de datum van het verzoek vormen onderdeel van de kostprijs van de deelneming en van het voor die deelneming opgeofferde bedrag. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst, met een looptijd van 17 april 2023 tot en met 31 december 2027. Het verzoek ten aanzien van valutaresultaten op de valutatermijntransactie afgesloten voor de datum van het verzoek wordt afgewezen. Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat het voorgaande in beginsel zal worden beoordeeld in het kader van het reguliere toezicht.