rul-20240625-rulov-000011

Aanleiding

X heeft verzocht om zekerheid vooraf voor het feit dat Nederland beperkt wordt in haar nationale heffingsrecht inzake inkomsten van X in Nederland uit internationale vervoersactiviteiten. Dit vanwege de toepassing van het relevante Belastingverdrag met Verdragsland A. X wenst zekerheid voor de boekjaren 2023 tot en met 2027.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Verdragsland A en feitelijk gevestigd in land A. X behoort tot een internationaal opererend concern in de luchtvaartsector. De activiteiten van X in Nederland bestaan uit ondersteunende activiteiten voor de luchtvaartonderneming van X, die geleid worden vanuit land A. Deze activiteiten zijn onder te verdelenin commerciële en operationele activiteiten. In Nederland worden de activiteiten van X uitgeoefend door [1 – 10] werknemers. Nederland en Verdragsland A hebben een Belastingverdrag ter voorkoming van dubbele belasting dat een internationaal vervoersartikel kent dat in lijn is met het OESO-modelverdrag.

Rechtskader

X heeft verzocht om zekerheid vooraf dat Nederland beperkt wordt in haar nationale heffingsrecht inzake inkomsten van X in Nederland uit internationale vervoersactiviteiten vanwege de toepassing van het relevante Belastingverdrag met Verdragsland A. Naast de bepalingen van het relevante Belastingverdrag zijn de artikelen 17, 17a en artikel 19 op de Wet op Vennootschapsbelasting (hierna: Wet Vpb) van belang. Relevant is ook het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.

Overwegingen

1. Het concern oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus). Voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend in Nederland. Deze activiteiten passen bij de functie van X in Nederland.
2. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Op grond van de artikelen 17 en 17a van de Wet Vpb is X buitenlands belastingplichtig voor de Wet Vpb. Haar activiteiten in Nederland vormen een Vaste inrichting. X doet geen beroep op de toepassing van artikel 19 van de Wet Vpb.
4. X heeft aannemelijk gemaakt dat haar activiteiten in Nederland kwalificeren als exploitatie van luchtvaartuigen in het internationaal verkeer als bedoeld in het relevante Belastingverdrag. Het heffingsrecht met betrekking tot de winst die met deze activiteiten worden behaald is toegewezen aan Verdragsland A.
5. X heeft geen andere bronnen van inkomen in Nederland. X zal daarom niet uitgenodigd worden voor het doen van aangifte als buitenlands belastingplichtige voor de Wet Vpb.

Conclusie

De activiteiten van X in Nederland kwalificeren als internationale luchtvaartactiviteiten. Nederland wordt beperkt in haar nationale heffingsrecht op basis van het relevante Belastingverdrag. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2027.