rul-20240528-apa-000009

Aanleiding

X heeft een bilateraal verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor de boekjaren 1 april 2015 tot en met 31 maart 2025. De aangiftes voor de boekjaren 1 april 2015 tot en met 31 maart 2022 zijn reeds ingediend.

Feiten

X is een vennootschap gevestigd in Nederland en maakt onderdeel uit van de A-groep met [151 – 300] personeelsleden in Nederland. De A-groep houdt zich bezig met de ontwikkeling, productie en verkoop van bepaalde producten. A is een vennootschap gevestigd buiten de Europese Unie (EU) en fungeert als het hoofdkantoor van de A-groep. A verkoopt producten en verleent gerelateerde diensten aan klanten wereldwijd. X is actief op het gebied van productie en verkoop. X houdt zich bezig met de productie van halffabricaten en van eindproducten. X verkoopt door X zelf geproduceerde producten en producten die door gelieerde vennootschappen zijn geproduceerd. In dat kader koopt en verkoopt X producten van respectievelijk aan A. Daarnaast maakt X gebruik van diensten van A ter zake van het ontwerpen van fabrieken, project management en technische ondersteuning en van immateriële activa van A. De gevraagde zekerheid vooraf ziet op de volgende transacties van X: Transactie 1: Verkoop van eindproducten door A aan X. Transactie 2: Verkoop van halffabricaten door A aan X. Transactie 3: Inkoop van producten door A van X. ] Transactie 4: Licentiëren van immateriële activa door A aan X ten behoeve van productie- en verkoopactiviteiten van X. Transactie 5: Het verstrekken van diensten op het gebied van het ontwerpen van fabrieken, project management en technische ondersteuning aan X. Transactie 6: Verkoop van vaste activa door A aan X. Transactie 1 wordt hierna de verkooptransactie genoemd. De transacties 2 tot en met 6 worden hierna omschreven als de productie/verkooptransacties.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. Relevant in dit kader is het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 en/of het Verrekenprijsbesluit 2022, hierna (gezamenlijk) te noemen “verrekenprijsbesluit”. Voorts zijn relevant het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter, en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling (en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met gelieerde entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen schrijven voor dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van partijen te worden meegewogen. Binnen de gelieerde transactie zijn de functies van X in vergelijking met die van A als uitvoerend te beschouwen. X kan daarom worden beschouwd als de minst complexe partij in de gelieerde transactie en is derhalve aangemerkt als tested party.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s-lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de comparable uncontrolled price (CUP) methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Niet is gebleken dat voor de verkoop- en productieactiviteiten van X een CUP aanwezig is. Andere traditionele methoden gaan uit van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van de vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method) een betrouwbaardere uitkomst. In dit geval is omzet gekozen als maatstaf omdat de omzet de relevante indicator is voor de waarde van de met betrekking tot de transacties uitgeoefende functies, gebruikte activa en gedragen risico’s door X.
4. De bij het verzoek gevoegde benchmark studies zijn beoordeeld en passend bevonden bij de functies, activa en risico’s van X.

Conclusie

De bevoegde autoriteiten hebben overeenstemming bereikt over de arm’s-lengthbeloning voor de transacties. Deze overeenstemming is vervolgens uitgewerkt en geformaliseerd in een vaststellingsovereenkomst tussen de Belastingdienst en X. De bevoegde autoriteiten zijn met betrekking tot de verkooptransactie overeengekomen dat een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de omzet at arms-length is. Daarbij is vanwege de specifieke feiten en omstandigheden overeengekomen dat een percentage moet worden gehanteerd, gemiddeld berekend over de gehele looptijd van de overeenkomst, dat valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 1,23% bedraagt en de upper quartile 5,45%. Voor de boekjaren 1 april 2015 tot en met 31 maart 2018 zijn de bevoegde autoriteiten overeengekomen dat gezien de specifieke feiten en omstandigheden de hoogte van de vergoeding van een bepaald bedrag door X aan A voor de productie/verkoop transacties at arm’s-length is. Voor de boekjaren 1 april 2018 tot en met 31 maart 2025 zijn de bevoegde autoriteiten overeengekomen dat ten aanzien van de productie/verkoop transacties een transactional net margin vergoeding die is uitgedrukt in een percentage van de omzet, at arm’s-length is. Daarbij is vanwege de specifieke feiten en omstandigheden overeengekomen dat een percentage moet worden gehanteerd, gemiddeld berekend over de boekjaren 1 april 2018 tot en met 31 maart 2025, dat valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde vergelijkbare partijen waarvan de lower quartile 3,50% bedraagt en de upper quartile 8,30%.