rul-20240521-apa-000001

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor de boekjaren 2023 tot en met 2027, aansluitend op een eerdere afspraak tot en met 2022.

Feiten

X is een in Nederland gevestigde vennootschap en hoofdkantoor van de Z-groep. In Nederland worden door de tot het concern behorende vennootschappen activiteiten uitgeoefend door [> 1.000] werknemers. De Z-groep is een internationaal opererende groep in de industriële sector. X bepaalt het algemene strategische raamwerk van de Z-groep en houdt zich bezig met concerndienstverlening. Onderdeel van de Z-groep zijn de binnen en buiten de Europese Unie gevestigde dochtermaatschappijen. De dochtermaatschappijen verrichten zelfstandig de operationele en commerciële activiteiten van de groep en dragen de risico’s die samenhangen met de bedrijfsactiviteiten. X verricht hoofdkantoordiensten ten behoeve van deze lokale dochtermaatschappijen. De hoofdkantoordiensten van X omvatten een breed scala aan verschillende diensten, waaronder (risico) management diensten, juridische diensten, marketing en communicatie diensten en diensten op het vlak van onder meer business development, belastingen en duurzaamheid. De hoofdkantoordiensten zijn verdeeld in hoogwaardige strategische diensten en diensten met beperkte toegevoegde waarde die zien op ondersteunende en administratieve activiteiten. X draagt nauwelijks risico’s ten aanzien van de hoofdkantoordiensten en gebruikt geen immateriële activa bij het verlenen van deze diensten.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. Relevant in dit kader is het Verrekenprijsbesluit 2022. Voorts zijn relevant het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter, en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en heeft de gevraagde zekerheid vooraf geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met gelieerde entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen schrijven voor dat een arm’s-length beloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van partijen te worden meegewogen. Binnen de gelieerde transactie zijn de functies van X in vergelijking met die van de buitenlandse dochtermaatschappijen als uitvoerend te beschouwen. X kan daarom worden beschouwd als de minst complexe partij in de gelieerde transactie en is derhalve aangemerkt als tested party.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s-length resultaten. Als deze aanwezig is, geeft de comparable uncontrolled price (CUP) methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Niet is gebleken dat voor de hoofdkantoordiensten van X een CUP aanwezig is. Andere traditionele methoden gaan uit van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van de vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method) een betrouwbaardere uitkomst. In dit geval zijn de operationele kosten gekozen als maatstaf omdat de operationele kosten de relevante indicator zijn voor de waarde van de uitgeoefende hoofdkantoor functies, gebruikte activa en gedragen risico’s door X.
4. Kosten die enkel door X worden doorbelast kunnen op basis van paragraaf 3.2.2 van het Verrekenprijsbesluit en paragraaf 2.98 van de OESO-richtlijnen buiten de kostengrondslag worden gelaten, omdat alleen de operationele kosten van X de relevante indicator zijn voor de waarde van de door hem uitgeoefende functies, de gebruikte activa en de gelopen risico’s.
5. X maakt onderscheid tussen kosten die zien op hoofdkantoordiensten en kosten die zien op aandeelhoudersactiviteiten. Kosten die zien op activiteiten die in de hoedanigheid van aandeelhouder worden verricht, worden niet doorbelast.
6. De bij het verzoek gevoegde benchmark studie is beoordeeld en passend bevonden bij de hoogwaardige strategische functies, activa en risico’s van X.
7. X heeft aannemelijk gemaakt dat de ondersteunende en administratieve activiteiten van X op basis van hun aard, relatieve omvang en toegevoegde waarde niet behoren tot de primaire bedrijfsprocessen van de groep en dat deze activiteiten niet meer dan marginaal waarde toevoegen aan de primaire bedrijfsprocessen van de groep. In overeenstemming met paragrafen 7.43 tot en met 7.65 van de OESO-richtlijnen en paragraaf 6.3 van het Verrekenprijsbesluit 2022 is de vereenvoudigde methode voor diensten met beperkte toegevoegde waarde in casu passend bevonden.
8. X heeft de uitkomsten van de benchmark en de toepassing van de vereenvoudigde methode gecombineerd tot één gemengd percentage op basis van de gebudgetteerde kosten.

Conclusie

Partijen hebben vastgesteld dat voor de hoofdkantoordiensten van X aan de lokale dochtermaatschappijen een transactional net margin uitgedrukt in een gemengd percentage van de relevante operationele kosten van X at arm’s-length is. De benchmark voor de hoogwaardige strategische diensten leidt tot een interquartile range van resultaten van ongelieerde partijen waarvan de lower quartile 4,79% bedraagt en de upper quartile 11,95%. Met betrekking tot de ondersteunende en administratieve activiteiten van X is een winstopslag van 5% op de relevante operationele kosten van toepassing. Het gehanteerde gecombineerde percentage valt binnen een gecombineerde interquartile range van resultaten van ongelieerde partijen waarvan de lower quartile 4,91% bedraagt en de upper quartile 7,87%. Het overeengekomen percentage bedraagt, gezien de specifieke feiten en omstandigheden, een punt boven de mediaan van de gecombineerde interquartile range. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2027.