rul-20240514-rulov-000002

Aanleiding

X heeft verzocht om zekerheid vooraf over de vraag of X subjectief vrijgesteld is van Vennootschapsbelasting. Het verzoek ziet op de jaren 2022 tot en met 2026.

Feiten

Y is ingesteld op basis van lokale wetgeving van een land buiten de Europese Unie waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft gesloten (Verdragsland A). Y is een organisatorisch onderdeel van Verdragsland A en verricht een publieke taak. Y heeft een mandaat gegeven aan X, een rechtspersoon opgericht naar het recht van Verdragsland A, om het pensioenvermogen te beheren van bepaalde ambtenaren werkzaam voor Verdragsland A. Y houdt nagenoeg het gehele belang in X. X is naar Nederlandse fiscale maatstaven niet transparant. Y investeert via haar belang in X in Nederlands vastgoed. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

X verzoekt om zekerheid vooraf of zij subjectief vrijgesteld is van Vennootschapsbelasting. Relevant zijn de artikelen 3, 5, 17 en 17a van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb), het Besluit subjectieve vrijstellingen en het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. Op basis van de aangeleverde informatie leek het verzoek op voorhand aan de voorwaarden voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zoals genoemd in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter te voldoen. Om die reden is het verzoek in eerste instantie in behandeling genomen.
2. Op basis van een eerste beoordeling heeft de Belastingdienst aangegeven aan X dat het onzeker is of X voldoet aan alle voorwaarden van het Besluit subjectieve vrijstellingen. X heeft aangegeven additionele informatie aan te leveren om aan te tonen dat aan de voorwaarden wordt voldaan maar heeft vervolgens het verzoek ingetrokken.
3. Door de intrekking is niet toegekomen aan een definitieve beoordeling of voldaan is aan de voorwaarden van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. Ook is daardoor niet toegekomen aan afronding van de inhoudelijke fiscale beoordeling van het verzoek.

Conclusie

Het verzoek om zekerheid vooraf is ingetrokken. Derhalve is er geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot het voorgaande. Het voorgaande zal in beginsel in het kader van het reguliere toezicht beoordeeld worden.