rul-20240430-atr-000016

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de vraag of artikel 8bd van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) buiten toepassing kan blijven. Men wenst zekerheid voor het boekjaar 2023.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X behoort tot een internationaal opererend concern met een hoofdkantoor buiten de Europese Unie (EU) actief in de industriële sector. X treedt op als Houdstervennootschap. In Nederland worden door X en de in Nederland tot het concern behorende vennootschappen bedrijfseconomische activiteiten uitgeoefend door [76 – 150] werknemers. De aandelen in X worden gehouden door Y. Y is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land buiten de EU (Verdragsland A). Binnen de groep vindt een herstructurering plaats waarbij een aantal indirecte deelnemingen van X, opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in landen buiten de EU waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft gesloten, via X worden uitgedeeld naar Y. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek om zekerheid vooraf ziet op de toepassing van artikel 8bd van de Wet Vpb. Deze zekerheid wordt gevraagd om de waarde van de teboekstelling van een vermogensbestanddeel bij X vast te stellen, indien X een vermogensbestanddeel verkrijgt van een aan hem gelieerd lichaam door middel van een kapitaalstorting, winstuitdeling, teruggaaf van gestort kapitaal, liquidatie- uitkering of een daarmee vergelijkbare rechtshandeling. Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.

Overwegingen

1. In paragraaf 3, onderdeel b, sub i van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter is aangegeven dat geen vooroverleg wordt gevoerd ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter als het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties is.
2. Uit initieel overleg tussen partijen is nog onvoldoende naar voren gekomen dat in het voorliggende geval het relevante onderdeel van de structuur niet is opgezet met als doorslaggevende beweegreden belastingbesparing als bedoeld in paragraaf 3, onderdeel b, sub i van het hiervoor genoemde Besluit. Verzoeker heeft na dit initiële overleg besloten het verzoek in te trekken.

Conclusie

Het verzoek om zekerheid vooraf is ingetrokken. Derhalve is er geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen. Het voorgaande zal in beginsel worden beoordeeld in het kader van het reguliere toezicht.