rul-20240416-rulov-000003

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de vraag of de omzetting van grensoverschrijdende vorderingen in aandelenkapitaal resulteert in belastbare winst voor de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) bij de debiteur. Men wenst zekerheid voor het boekjaar 2022.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X houdt alle aandelen in Y, een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. Y houdt alle aandelen in Z, een vennootschap eveneens opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X, Y en Z behoren tot dezelfde fiscale eenheid voor de Wet Vpb. X heeft het verzoek tot zekerheid vooraf ingediend als moedermaatschappij van de fiscale eenheid. Het concern waartoe X, Y en Z behoren is een internationaal concern actief in de industriële sector. In Nederland worden naast hoofdkantooractiviteiten ook andere bedrijfsactiviteiten verricht. Het concern heeft [26-75] werknemers in Nederland. Z heeft in het verleden externe financiering aangetrokken door de uitgifte van schuldpapieren die verhandeld worden op een gereguleerde financiële markt. Door een verslechterde financiële positie van het concern is aan de houders van de schuldpapieren de mogelijkheid geboden om hun vorderingen op Z om te zetten in aandelenkapitaal (debt for equity swap). Specifiek hebben de instemmende houders hun vorderingen op Z ingebracht in X tegen uitreiking van aandelen door X. Vervolgens heeft X deze vorderingen ingebracht in Y tegen uitreiking van aandelen Y. Op haar beurt heeft Y de vorderingen ingebracht in Z tegen uitreiking van aandelen Z. Als gevolg van deze laatste inbreng heeft schuldvermenging plaatsgevonden en zijn de met de vorderingen corresponderende schulden van Z tenietgegaan. De waarde economisch verkeer van de bij de schuldpapieren corresponderende vorderingen zijn op het moment van de debt for equity swap lager dan de nominale waarde van de schuldpapieren. Het verzoek voor zekerheid ziet op debt for equity swaps door drie partijen A, B, en C. A, B en C zijn drie vennootschapen opgericht naar het recht van en gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie. A, B en C zijn op het moment van de debt for equity swaps niet gelieerd aan het concern.

Rechtskader

X verzoekt als moedermaatschappij van de fiscale eenheid dat de debt for equity swaps door A, B en C in X en de daaropvolgende stortingen in Y en Z, niet zullen resulteren in belastbare winst voor de Wet Vpb voor de fiscale eenheid. Specifiek ziet het verzoek op toepassing van artikel 8, eerste lid, van de Wet Vpb en artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. Het concern oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus). Voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening van X, Y en Z uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van X, Y en Z binnen het concern.
2. Het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting is niet de enige dan wel de doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transactie(s). De gevraagde zekerheid vooraf heeft ook geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Als gevolg van de debt for equity swaps wordt uiteindelijk Z bevrijd van haar schuldverplichtingen richting A, B en C. Op dat moment is de waarde in het economische verkeer van de corresponderende vorderingen lager dan de nominale waarde van de schulden. Uit jurisprudentie volgt (onder andere Hoge Raad 25 juni 1969, nr. 16 104 en Hoge Raad 18 oktober 1995, nr. 30643) dat de inbreng van een vordering in een debiteur ter volstorting van uitgereikte aandelen aan de crediteur, niet leidt tot winstneming bij de debiteur. De debiteur dient de nominale waarde van de ingebrachte vorderingen te hanteren als de waarde van de inbreng, aangezien dat de waarde is waarvoor de debiteur van de schuld is bevrijd. Het verschil tussen de waarde in het economische verkeer van de bij de schuldpapieren corresponderende vorderingen en de nominale waarde van de schuldverplichtingen leidt derhalve in het onderhavige geval niet tot belastbare winst bij de fiscale eenheid.

Conclusie

De debt for equity swaps door A, B en C in X en de daaropvolgende stortingen in Y en Z, resulteren niet in belastbare winst voor de Wet Vpb bij de fiscale eenheid. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst voor de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022.