rul-20240416-atr-000008

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de kwalificatie van een buitenlandse rechtsvorm naar Nederlandse fiscale maatstaven en de toepassing van de deelnemingsvrijstelling voor de Vennootschapsbelasting. Men wenst zekerheid voor de jaren 2023 tot en met 2027.

Feiten

X is een Coöperatie opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X functioneert als hoofdkantoor in een internationaal opererend concern actief in de handelssector. In Nederland worden door de tot het concern behorende vennootschappen activiteiten uitgeoefend door [11 – 25] werknemers. Binnen het concern is Y opgericht, een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft gesloten (Verdragsland A). Y gaat investeringsplannen opzetten die gereguleerd zijn in Verdragsland A. X en Z ontvangen elk (letter)aandelen met een gescheiden winstbeleid in een subfonds van Y. Z is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft gesloten. De (letter)aandelen nemen deel in de bezittingen en schulden van een afzonderlijk subfonds en geven recht op de onderliggende resultaten van dat afzonderlijke subfonds. Het verzoek is afgewezen.

Rechtskader

Het verzoek om zekerheid vooraf ziet op de kwalificatie van (het subfonds van) Y naar Nederlandse fiscale maatstaven. Op grond van het besluit van 11 december 2009, nr. CPP2009/519M (Besluit kwalificatie buitenlandse samenwerkingsverbanden) kunnen buitenlandse rechtsvormen worden gekwalificeerd voor Nederlandse fiscale doeleinden aan de hand van een toetsingskader. Het verzoek om zekerheid vooraf dat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is op het belang van X in het subfonds van Y ziet op artikel 13 van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Er dient voldaan te zijn aan de eisen van artikel 13, tweede lid van de Wet Vpb en er mag geen sprake zijn van als belegging gehouden deelnemingen als bedoeld in artikel 13, negende lid van de Wet Vpb, tenzij sprake is van een kwalificerende beleggingsdeelneming als bedoeld in artikel 13, elfde lid van de Wet Vpb. De deelnemingsvrijstelling moet op het niveau van de directe deelneming worden getoetst.

Overwegingen

1. Het concern oefent, middels haar Nederlandse vennootschappen, in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus). Voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van X binnen het concern.
2. Aanvullend lijkt op basis van de aangeleverde feiten op voorhand te zijn voldaan aan de voorwaarde dat het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties te zijn. Om die reden is het verzoek in eerste instantie in behandeling genomen.
3. Evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
4. Voor de kwalificatie van Y is het Besluit kwalificatie buitenlandse samenwerkingsverbanden van belang. Aan de hand van de feiten en omstandigheden en van de vier vragen (het toetsingskader) is beoordeeld of Y overeenkomt met een kapitaalvennootschap of met een personenvennootschap. Toetsingskader (A) Kan het samenwerkingsverband de juridische eigendom hebben van de vermogensbestanddelen waarmee het de activiteiten uitoefent? (B) Zijn alle participanten beperkt aansprakelijk voor de schulden en de andere verplichtingen van het samenwerkingsverband? (C) Heeft het samenwerkingsverband een in aandelen verdeeld kapitaal in civielrechtelijke zin, dan wel kan het kapitaal in maatschappelijke zin gelijkgesteld worden met een in aandelen verdeeld kapitaal? (D) Kan er, buiten het geval van vererving of legaat, toetreding of vervanging van participanten plaatsvinden zonder dat toestemming nodig is van alle participanten? In het gegeven geval worden alle vragen met “ja” beantwoord. Dit betekent dat Y kwalificeert als een kapitaalvennootschap, zijnde een niet-transparant lichaam.
5. Uit de civiele wetgeving van Verdragsland A, de statuten van Y en bijbehorende stukken van Y en het subfonds volgt dat een investering in een specifiek subfonds de vorm heeft van een rechtstreeks aandelenbelang in Y, waarbij de (participerende letter)aandelen recht geven op de rendementen uit het betreffende onderliggende subfonds. Dit volgt ook uit de beantwoording van de vragen A en C van het toetsingskader in het Besluit kwalificatie buitenlandse samenwerkingsverbanden ten aanzien van Y.
6. Op basis van bovengenoemde overwegingen kan een subfonds van Y niet worden gezien als een zelfstandig te kwalificeren samenwerkingsverband. Dientengevolge kan eveneens niet worden voldaan aan het verzoek om de deelnemingsvrijstelling toe te passen op het belang van X in het subfonds van Y.
7. Het verzoek is afgewezen.

Conclusie

Het verzoek om zekerheid vooraf is afgewezen. Derhalve is er geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen. Het voorgaande zal in beginsel worden beoordeeld in het kader van het reguliere toezicht.