rul-20240402-rulov-000005

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor zekerheid vooraf of een terugbetaling van het gestort kapitaal met de herbeleggingsreserve daarin begrepen resulteert in opbrengst voor de Dividendbelasting.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van en gevestigd in Nederland. X opteert voor het regime voor fiscale beleggingsinstellingen als bedoeld in artikel 28 Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). De aandeelhouders van X zijn gevestigd dan wel woonachtig binnen en buiten Nederland. X en haar in Nederland gevestigde dochtermaatschappijen beleggen in onroerend goed gelegen in zowel Nederland als het buitenland dat verhuurd wordt aan derden. Y is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. Y verricht management activiteiten voor X en haar in Nederland gevestigde dochtervennootschappen. Y ontvangt voor deze, in casu als routinematig kwalificerende activiteiten een beperkte beloning. Deze werkzaamheden worden in Nederland uitgeoefend door [26 – 75] werknemers. In verband met de per 1 januari 2025 ingaande aanpassing van artikel 28 van de Wet Vpb is X voornemens om door middel van een aantal te nemen stappen al haar activa en passiva onder te brengen in een fiscaal transparant fonds voor gemene rekening waarin de aandeelhouders van X in dezelfde verhouding als in X zullen participeren. Eén van de te nemen stappen is de terugbetaling van het gestort kapitaal met een herbeleggingsreserve als bedoeld in artikel 4 Besluit Beleggingsinstellingen daarin begrepen. Voorafgaand hieraan zal X al haar winstreserves uitkeren onder inhouding van Dividendbelasting. X zal daarna omgezet worden in een andere rechtsvorm en geen onderneming meer drijven. X zal nadien slechts aandelen houden in vennootschappen die uitsluitend het juridisch eigendom houden in vastgoed.

Rechtskader

Het verzoek om zekerheid vooraf ziet op de vraag of de terugbetaling van gestort kapitaal met de herbeleggingsreserve daarin begrepen een opbrengst is voor de Dividendbelasting. Specifiek ziet het verzoek van X op artikel 3, eerste lid, onderdeel d en artikel 3b Wet op Dividendbelasting 1965 (Wet DB), artikel 28 van de Wet Vpb en het Besluit Beleggingsinstellingen. Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.

Overwegingen

1. In Nederland worden bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend voor rekening en risico van X. Gezien de investeringen van X in Nederlands vastgoed beschikt zij per definitie al over voldoende economische nexus.
2. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. X heeft een herbeleggingsreserve als bedoeld in artikel 4 van het Besluit Beleggingsinstellingen. Op grond van artikel 3b, van de Wet DB wordt een dergelijke reserve aangemerkt als op de aandelen van X gestort kapitaal.
4. Voorafgaande aan de terugbetaling van gestort kapitaal, met de herbeleggingsreserve daarin begrepen, zullen de op dat moment aanwezige winstreserves, inclusief een eventuele afrondingsreserve als bedoeld in artikel 5 Besluit Beleggingsinstellingen, worden uitgedeeld door X aan haar aandeelhouders onder inhouding van Dividendbelasting.
5. Artikel 3, eerste lid, onderdeel d van de Wet DB geeft aan dat een gedeeltelijke terugbetaling van gestort kapitaal een opbrengst is voor de Dividendbelasting indien en voor zover er zuivere winst aanwezig is dan wel sprake is van een winstanticipatie.
6. Gezien de specifieke feiten en omstandigheden heeft X aannemelijk gemaakt dat er geen zuivere winst dan wel winstanticipatie aanwezig zal zijn bij X op het moment van terugbetaling van het gestort kapitaal met de herbeleggingsreserve daarin begrepen. Hierin is meegewogen dat X reeds al haar aanwezige winstreserves heeft uitgekeerd en de toekomstige functie en verwachte resultaten van X.

Conclusie

De terugbetaling van het gestort kapitaal door X, met daarin de herbeleggingsreserve begrepen, resulteert niet in opbrengst voor de Wet DB. Voorgaande is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024.