Aanleiding
Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf of er sprake is van buitenlandse belastingplicht voor de Vennootschapsbelasting en dat artikel 8bd van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) buiten toepassing kan blijven. Men wenst zekerheid voor het boekjaar 2022.
Feiten
X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. Y1, Y2 en Y3 zijn vennootschappen opgericht naar het recht van en gevestigd in een staat binnen de Europese Unie (EU). Y3 is de beherend vennoot van Z, een buitenlands samenwerkingsverband opgericht naar het recht van een staat binnen de EU. Naast Y3 houden ook Y1 en Y2 een belang in Z. Y1, Y2, Y3 en Z zijn gelieerde lichamen. Z houdt alle aandelen in X. Verzoeker is gevraagd om additionele informatie ten behoeve van het ingediende verzoek aan te leveren. Verzoeker heeft na dit initiële overleg besloten het vooroverleg te staken, omdat de transactie waarop het verzoek ziet, geen doorgang heeft gevonden. Het verzoek is vervolgens ingetrokken.
Rechtskader
Het verzoek ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf dat Y1, Y2, Y3 en Z niet onderworpen zijn aan Nederlandse Vennootschapsbelasting als buitenlands belastingplichtige op grond van artikel 3 in combinatie met artikel 17 en artikel 17a van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Verder ziet het verzoek om zekerheid vooraf op de toepassing van artikel 8bd van de Wet Vpb. Deze zekerheid wordt gevraagd om de waarde van de teboekstelling van een vermogensbestanddeel bij X vast te stellen, indien X een vermogensbestanddeel verkrijgt van een aan hem gelieerd lichaam door middel van een kapitaalstorting, winstuitdeling, teruggaaf van gestort kapitaal, liquidatie-uitkering of een daarmee vergelijkbare rechtshandeling. Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).
Overwegingen
1. Op basis van de aangeleverde feiten lijkt het verzoek op voorhand aan de voorwaarden voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zoals genoemd in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter te voldoen. Om die reden is het verzoek in eerste instantie in behandeling genomen, maar omdat het verzoek is ingetrokken, is dit niet verder feitelijk beoordeeld.
2. X is meermaals gewezen op de additionele informatie die moet worden verstrekt voor het in behandeling nemen van het verzoek. X heeft uiteindelijk besloten het vooroverleg te staken.
3. Een verdere inhoudelijke analyse is daardoor achterwege gebleven.
Conclusie
Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen, omdat het verzoek tot zekerheid vooraf is ingetrokken.