rul-20240326-atr-000003

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vraag of er sprake is van belastingplicht voor de conditionele bronbelasting op dividenden. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2024 tot en met 2028.

Feiten

X is een Coöperatie opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een internationaal opererend concern dat actief is in de dienstverlenende sector. X functioneert als het hoofdkantoor van het concern. In Nederland worden door de tot het concern behorende vennootschappen activiteiten uitgeoefend door [151 – 300] werknemers. Y en Z, buitenlandse samenwerkingsverbanden opgericht naar het recht van een staat buiten de Europese Unie (Verdragsland A), houden gezamenlijk alle lidmaatschapsrechten in X. Y en Z worden voor Nederlandse fiscale doeleinden als niet-transparante lichamen aangemerkt. Verzoeker is gevraagd om additionele informatie ten behoeve van het ingediende verzoek aan te leveren. Verzoeker heeft na dit initiële overleg besloten het vooroverleg te staken, omdat een mogelijke herkapitalisatie tot een wijziging in de structuur kan leiden. Het verzoek is vervolgens ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek om zekerheid vooraf ziet op de belastingplicht voor de conditionele bronbelasting op dividenden vanaf 2024 als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet bronbelasting 2021, zoals gewijzigd bij de Wet invoering conditionele bronbelasting op dividenden (Wet BB). Deze zekerheid wordt gevraagd door Y en Z voor de voordelen in de vorm van dividenden uit hoofde van haar belang in X. Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. Op basis van de aangeleverde feiten lijkt het verzoek op voorhand aan de voorwaarden voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zoals genoemd in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter te voldoen. Om die reden is het verzoek in eerste instantie in behandeling genomen, maar omdat het verzoek is ingetrokken, is dit niet verder feitelijk beoordeeld.
2. X is gewezen op de additionele informatie die moet worden verstrekt voor het in behandeling nemen van het verzoek. X heeft uiteindelijk besloten het vooroverleg te staken.
3. Een verdere inhoudelijke analyse is daardoor achterwege gebleven.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen, omdat het verzoek tot zekerheid vooraf is ingetrokken.