rul-20240312-atr-000005

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de toepassing van de deelnemingsvrijstelling voor de Vennootschapsbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2023 tot en met 2027.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X houdt alle aandelen in Y en een minimaal belang in Z. Y en Z zijn opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een staat buiten de Europese Unie. Verzoeker is gevraagd om additionele informatie ten behoeve van het ingediende verzoek aan te leveren. Verzoeker heeft na dit initiële overleg besloten de herstructurering op een andere wijze uit te voeren en het verzoek is vervolgens ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek van X om zekerheid vooraf dat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is ziet op artikel 13 van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Er dient voldaan te zijn aan de eisen van artikel 13, tweede lid van de Wet Vpb en er mag geen sprake zijn van als belegging gehouden deelnemingen als bedoeld in artikel 13, negende lid van de Wet Vpb, tenzij sprake is van een kwalificerende beleggingsdeelneming als bedoeld in artikel 13, elfde lid van de Wet Vpb. De deelnemingsvrijstelling moet op het niveau van de directe deelneming worden getoetst. Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. Op basis van de aangeleverde feiten lijkt het verzoek op voorhand aan de voorwaarden voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zoals genoemd in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter te voldoen. Om die reden is het verzoek in eerste instantie in behandeling genomen, maar omdat het verzoek is ingetrokken, is dit niet verder feitelijk beoordeeld.
2. X is meermaals gewezen op de additionele informatie die moet worden verstrekt voor het in behandeling nemen van het verzoek. X heeft uiteindelijk besloten het vooroverleg te staken.
3. Een verdere inhoudelijke analyse is daardoor achterwege gebleven.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen, omdat het verzoek tot zekerheid vooraf is ingetrokken.