rul-20240305-atr-000006

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf dat artikel 8bb van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) buiten toepassing kan blijven. Men wenst zekerheid voor het boekjaar 2022.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een internationaal beursgenoteerd concern, actief in de industriële sector. In Nederland worden door X en de in Nederland tot het concern behorende vennootschappen bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door [26 – 75] werknemers. Y, een vennootschap opgericht naar het recht van en gevestigd in een staat buiten de Europese Unie, houdt indirect nagenoeg alle aandelen in X. X verricht handelstransacties met Y. Bij het bepalen van de winst van X wordt op basis van het zakelijkheidsbeginsel een neerwaartse aanpassing van de winst ter zake van de onderlinge rechtsverhouding tussen X en Y in aanmerking genomen (informele kapitaalstorting). Y is gevestigd in een staat met een winstbelasting. X heeft aan de hand van diverse bescheiden aannemelijk gemaakt dat bij het vaststellen van de winst van Y het bedrag van de corresponderende opwaartse aanpassing ter zake van de rechtsverhouding tussen X en Y in de grondslag van een winstbelasting in de staat waar Y is gevestigd wordt betrokken.

Rechtskader

Het verzoek om zekerheid vooraf ziet op de toepassing van artikel 8bb van de Wet Vpb. Deze zekerheid wordt gevraagd om vast te stellen dat een neerwaartse aanpassing van de winst ter zake van de onderlinge rechtsverhouding tussen X en een aan hem gelieerd lichaam in aanmerking kan worden genomen. Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. Het concern oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus). Voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van de Nederlandse vennootschappen uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van X binnen het concern.
2. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden. In dit specifieke geval is sprake van een situatie van een informele kapitaalstorting door Y in X. De informele kapitaalstorting is in dit geval echter niet aangemerkt als belastingbesparing, omdat de neerwaartse aanpassing bij het bepalen van de winst van X volledig in de belastingheffing wordt betrokken in de staat waar Y gevestigd is.
3. De Wet tegengaan mismatches bij toepassing zakelijkheidsbeginsel in de Vennootschapsbelasting is ingevoerd per 1 januari 2022 en beoogt mismatches te voorkomen die, kort gezegd, zien op dubbele niet-heffing die zich kan voordoen als gelieerde lichamen bij een onderlinge transactie voorwaarden (Verrekenprijzen) overeenkomen die niet zakelijk zijn.
4. Artikel 8bb van de Wet Vpb ziet op de situatie dat bij het bepalen van de winst een neerwaartse aanpassing van de winst ter zake van een onderlinge rechtsverhouding tussen een belastingplichtige en een aan hem gelieerd lichaam buiten aanmerking blijft voor zover de belastingplichtige niet aannemelijk maakt dat ter zake van die rechtsverhouding bij dat gelieerde lichaam een corresponderende aanpassing wordt betrokken in een naar de winst geheven belasting. Een neerwaartse aanpassing van de winst is het ingevolge het zakelijkheidsbeginsel in aanmerking nemen van hogere lasten dan wel lagere baten ter zake van een onderlinge rechtsverhouding dan de lasten, onderscheidenlijk de baten, die op basis van de overeengekomen of opgelegde voorwaarden ter zake van die rechtsverhouding in aanmerking zouden worden genomen bij het bepalen van de winst van een belastingplichtige.
5. Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat voldaan is aan de voorwaarde dat sprake is van een ‘betrekking in een naar de winst geheven belasting’, indien een land een winstbelasting heeft en het bedrag van een corresponderende opwaartse aanpassing op enig moment in de grondslag van een naar de winst geheven belasting wordt betrokken.
6. In de gegeven situatie is er sprake van een onderlinge rechtsverhouding tussen X en Y. Bij het bepalen van de winst van X worden op basis van het zakelijkheidsbeginsel lagere baten ter zake van deze onderlinge rechtsverhouding in aanmerking genomen dan op basis van de overeengekomen voorwaarden. Y is gevestigd in een staat met een winstbelasting. X heeft aan de hand van diverse bescheiden aannemelijk gemaakt dat bij het vaststellen van de winst van Y het bedrag van de corresponderende opwaartse aanpassing ter zake van de rechtsverhouding tussen X en Y in de grondslag van een winstbelasting wordt betrokken. Op grond van de uitlatingen in de parlementaire geschiedenis is hiermee voldaan aan de voorwaarde dat de opwaartse aanpassing wordt betrokken in een naar de winst geheven belasting. Om deze reden kan artikel 8bb, eerste lid van de Wet Vpb in casu buiten toepassing blijven.

Conclusie

Artikel 8bb, eerste lid van de Wet Vpb blijft buiten toepassing ter zake van de onderlinge rechtsverhouding tussen X en Y. Voorgaande is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst, met een looptijd van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022.