rul-20240206-rulov-000004

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de verrekening van buitenlandse bronbelasting. Men wenst zekerheid voor het gebroken boekjaar 2022/2023.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X is een joint venture met als aandeelhouders twee vennootschappen opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. Deze twee vennootschappen behoren ieder tot een internationaal concern. In Nederland worden door de tot het concern behorende vennootschappen bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door [11 – 25] werknemers. X houdt een belang in Y. Y is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een land waarmee Nederland een Belastingverdrag heeft gesloten dat voorziet in een regeling voor rente (Verdragsland A). X heeft leningen verstrekt aan Y waarop door Y rente is betaald. Op deze betalingen van rente is in Verdragsland A bronbelasting afgedragen. Tijdens de behandeling van het verzoek is de aangifte Vennootschapsbelasting voor het gebroken boekjaar 2022/2023 ingediend. Het verzoek is daarom buiten behandeling gesteld.

Rechtskader

Het verzoek om zekerheid vooraf over de verrekening van buitenlandse bronbelasting ziet op artikel 11 van het Belastingverdrag tussen Nederland en Verdragsland A. Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.

Overwegingen

1. Op basis van de aangeleverde feiten lijkt het verzoek op voorhand te voldoen aan de voorwaarden voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zoals genoemd in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. Om die reden is het verzoek in eerste instantie in behandeling genomen, maar omdat de aangifte Vennootschapsbelasting is gedaan, is dit niet verder feitelijk beoordeeld.
2. Tijdens de behandeling van het verzoek is de aangifte Vennootschapsbelasting voor het gebroken boekjaar 2022/2023 ingediend. Het verzoek is daarom buiten behandeling gesteld. Een inhoudelijke analyse is achterwege gebleven.

Conclusie

Er is geen zekerheid vooraf gegeven omdat het verzoek buiten behandeling is gesteld. Het voorgaande zal in beginsel worden beoordeeld in het kader van de reguliere behandeling van de aangifte Vennootschapsbelasting.