rul-20231226-rulov-000026

20231226 RULOV 000026

Samenvatting

Aanleiding

Er is een onderzoek ingesteld of X en Y in Nederland zijn gevestigd en daarmee als binnenlands belastingplichtigen voor de Vennootschapsbelasting en inhoudingsplichtig voor de Dividendbelasting aangemerkt hadden moeten worden.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van een staat buiten de Europese Unie waarmee Nederland een Belastingverdrag is overeengekomen (staat A). De meerderheid van de aandelen van X wordt gehouden door een in Nederland gevestigde persoonlijke Houdstervennootschap van de uiteindelijke gerechtigde, zijnde een natuurlijk persoon die woonachtig is in Nederland. Y, de zustervennootschap van X, is opgericht naar het recht van een staat buiten de Europese Unie waarmee Nederland een Belastingverdrag is overeengekomen (staat B). De aandelen in Y worden door dezelfde Houdstervennootschap van de uiteindelijk gerechtigde gehouden. X en Y zijn actief in de industriële sector. X en Y hebben beide een rechtsvorm naar buitenlands recht die vanuit Nederlands perspectief kwalificeert als kapitaalvennootschap (niet transparant). X en Y hebben geen aangiften Vennootschapsbelasting ingediend in Nederland omdat zij van mening zijn dat ze niet in Nederland gevestigd zijn en tevens niet beschikken over een vaste inrichting. De Belastingdienst heeft naar aanleiding van het onderzoek een eenzijdig standpunt ingenomen over de belastingplicht van zowel X als Y in Nederland en overeenkomstig aanslagen opgelegd. Hierbij is het Besluit rulings met een internationaal karakter niet in acht genomen wat de Belastingdienst alsnog tracht te doen door publicatie van deze samenvatting.

Rechtskader

Er is een onderzoek ingesteld om vast te stellen of X en Y binnenlands belastingplichtig zijn voor de Vennootschapsbelasting op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel a van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb)en op basis van artikel 1, eerste lid van de Wet op de Dividendbelasting 1965 inhoudingsplichtig(Wet DB). Op grond van artikel 4 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) wordt de vestigingsplaats van een vennootschap bepaald aan de hand van de relevante feiten en omstandigheden. 20231226 RULOV 000026 Omdat X en Y geen aangiften Vennootschapsbelasting hebben ingediend kwalificeert het eenzijdige standpunt als grensoverschrijdende Ruling in de zin van artikel 2b van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIB). Het Besluit rulings met een internationaal karakter verwijst voor de afbakening van het begrip “internationale Ruling” onder andere naar artikel 2b WIB. Daarom is het Besluit rulings met een internationaal karakter van toepassing op het eenzijdige standpunt alsmede de Regeling laagbelastende staten en niet –coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. X en Y, alsmede het concern waartoe X en Y behoren, oefenen in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X en Y uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van X en Y binnen het concern.
2. Het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting is naar de mening van de Belastingdienst de doorslaggevende beweegreden geweest voor X en Y voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties. Echter dit staat het eenzijdige standpunt niet in de weg nu door de uitkomst van het eenzijdige standpunt de belastingbesparing geheel wordt teruggenomen. Ook is meegewogen dat met de invoering van het Besluit rulings met een internationaal karakter nooit beoogd is om het toezicht van de Belastingdienst te beperken.
3. X en Y zijn kapitaalvennootschappen en zijn als binnenlands belastingplichtigen aan Vennootschapsbelasting onderworpen, indien zij in Nederland zijn gevestigd. Op grond van artikel 4 AWR dient de vestigingsplaats van X en Y op basis van de relevante feiten en omstandigheden beoordeeld te worden. Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat de feitelijke leiding van X en Y berust bij haar bestuur en dat X en Y bestuurd worden vanuit Nederland. In de beoordelingsperiode moeten de belangrijkste feitelijke handelingen door het bestuur vooral worden gezocht in de belangrijkste bedrijfsgebeurtenissen. Nu is vastgesteld dat deze feitelijk vanuit Nederland worden uitgeoefend, worden X en Y vanuit Nederland geleid. Derhalve is geconstateerd dat X en Y, als binnenlandse belastingplichtigen, aan Vennootschapsbelasting onderworpen zijn en inhoudingsplichtig voor de Dividendbelasting.

Conclusie

Op grond van artikel 4 AWR zijn X en Y gevestigd in Nederland en daarmee binnenlands belastingplichtig voor de Vennootschapsbelasting, op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel a, Wet Vpb, en op basis van artikel 1, eerste lid van de Wet DB inhoudingsplichtig. Dit is vastgelegd in een eenzijdig standpunt en heeft betrekking op de jaren 2013 tot en met 2019.