rul-20231226-apa-000030

20231226 APA 000030

Samenvatting

Aanleiding

X heeft een bilateraal verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor de periode 1 februari 2018 tot en met 30 april 2019.

Feiten

X is gevestigd in Nederland en maakt onderdeel uit van de Y-groep. De Y-groep is actief in de handelssector. Z is gevestigd binnen de Europese Unie en maakt ook onderdeel uit van de Y-groep. X voert als entrepreneur strategische functies uit, zoals ontwerp, merkbeheer en marketing. Z acteert als verkoopondersteunende dienstverlener ten behoeve van X. De activiteiten bestaan onder andere uit het ondersteunen van bestaande klantrelaties, het uitvoeren van bepaalde klantaccount activiteiten en het optreden als liaison tussen X en derden in de verkoopcyclus. De activiteiten van Z zijn routinematig van aard. Bij de uitoefening van de activiteiten draagt Z beperkte operationele risico’s. Tevens bezit Z geen waardevolle immateriële activa.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. Relevant in dit kader is het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 (verrekenprijsbesluit). Voorts zijn relevant het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter, en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of 20231226 APA 000030transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen schrijven voor dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van partijen te worden meegewogen. Binnen de gelieerde transactie zijn de functies van Z in vergelijking met die van X als uitvoerend te beschouwen. Z kan daarom worden beschouwd als de minst complexe partij in de gelieerde transactie en is derhalve aangemerkt als tested party.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s- lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de comparable uncontrolled price (CUP) methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Niet is gebleken dat voor de verkoopondersteunende dienstverlenende activiteiten van Z een CUP aanwezig is. Andere traditionele methoden gaan uit van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method) een betrouwbaardere uitkomst. In dit geval is omzet gekozen als maatstaf omdat de omzet de relevante indicator is voor de waarde van de uitgeoefende verkoopondersteunende functies, gebruikte activa en gedragen risico’s door Z.
4. De bij het verzoek gevoegde benchmark studie is beoordeeld en de uitkomsten zijn passend bevonden bij de functies, activa en risico’s van Z.

Conclusie

De bevoegde autoriteiten hebben overeenstemming bereikt over de arm’s-length vergoeding voor de activiteiten door Z ten behoeve van X. Deze overeenstemming is uitgewerkt en geformaliseerd in een vaststellingsovereenkomst tussen de Belastingdienst en X. In de vaststellingsovereenkomst is de vergoeding voor de verkoopondersteunende dienstverlenende activiteiten uitgedrukt in een percentage van de omzet. Het percentage dat in de overeenkomst is opgenomen past binnen de interquartile range van resultaten van ongelieerde partijen waarvan de lower quartile 0,96% en de upper quartile 3,27% bedraagt. In de vaststellingsovereenkomst is de mediaan gehanteerd. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 februari 2018 tot en met 30 april 2019.