rul-20231226-apa-000004

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor het boekjaar 2023.

Feiten

X is een vennootschap gevestigd in Nederland. X is actief in de industriële sector. X verkoopt bepaalde producten en levert daaraan gerelateerde diensten aan klanten. Y is een vennootschap gevestigd in de Europese Unie. Y heeft een aantal jaren geleden de aandelen van X overgenomen. X heeft in 2023 de ondernemingsactiviteiten overgedragen aan Y. Na deze overdracht zal X worden ontbonden. De gevraagde zekerheid vooraf ziet op de zakelijke waarde voor de overdracht van de ondernemingsactiviteiten van X aan Y.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. Relevant in dit kader is het Verrekenprijsbesluit 2022. Voorts zijn relevant het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter, en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele 20231226 APA 000004activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en heeft de gevraagde zekerheid vooraf geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van een arm’s-lengthvergoeding. Als deze aanwezig is, geeft de comparable uncontrolled price (CUP) methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Niet is gebleken dat voor de overdracht van de ondernemingsactiviteiten van X aan Y een CUP aanwezig is.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven in paragraaf 6.153 en 9.69 dat waarderingsmethoden, en in het bijzonder de discounted cash flow methode, gebruikt mogen worden om een arm’s-lengthvergoeding voor de overdracht van ondernemingsactiviteiten te bepalen. Bij deze methode wordt de waarde van de ondernemingsactiviteiten bepaald door het contant maken van toekomstige vrije kasstromen tegen een passende disconteringsvoet. Voor de overdracht van de ondernemingsactiviteiten van X aan Y is de arm’s-lengthvergoeding bepaald op basis van deze methode.
4. De bij het verzoek gevoegde waarderingsstudie is beoordeeld en passend gevonden voor de bepaling van een arm’s-lengthvergoeding voor de overdracht van de ondernemingsactiviteiten van X aan Y.

Conclusie

Partijen zijn overeengekomen dat de waardering heeft geleid tot een arm’s-lengthvergoeding voor de overdracht van de ondernemingsactiviteiten van X aan Y. De waarde van de overgedragen ondernemingsactiviteiten is vastgesteld op [€1.500.000 – €2.000.000]. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023.