rul-20231128-atr-000005

20231128 ATR 000005

Samenvatting

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de kwalificatie van leningen als vreemd vermogen en dat op de betalingen op deze leningen geen Dividendbelasting verschuldigd is. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2023 tot en met 2027.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een internationaal opererend concern, actief in de industriële sector. De indirecte moedermaatschappij van X is beursgenoteerd, gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie en de actieve tophoudster van de groep. Er zijn meerdere groepsvennootschappen in Nederland actief. X is onderdeel van het houdster en financieringsplatform in Nederland en geeft in dat kader leningen uit op de kapitaalmarkt. De activiteiten van het houdster en financieringsplatform in Nederland worden uitgeoefend door [11 – 25] werknemers in Nederland. De door X uitgegeven leningen zijn achtergesteld, hebben juridisch een eeuwigdurende looptijd en de vergoeding op de leningen is niet winstafhankelijk.

Rechtskader

Het verzoek ziet op de kwalificatie van de leningen als vreemd vermogen langs de lijnen van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad hieromtrent (zie o.a. HR 27 januari 1988, ECLI:NL:HR:1988:ZC3744 en HR 11 maart 1998, ECLI:NL:PHR:1998:AA2453). Tevens vraagt men te bevestigen dat de betalingen op deze leningen niet onder de reikwijdte van de Wet op de Dividendbelasting 1965 (Wet DB) vallen. Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. De groep oefent, middels haar Nederlandse vennootschappen, in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van X binnen het concern. 20231128 ATR
0000052. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in Staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Ten aanzien van de kwalificatie van geldleningen geldt dat in principe het civiele recht bepaalt of een financieel instrument kwalificeert als lening of als kapitaal. De leningen waar zekerheid voor wordt gevraagd zijn op basis van hun voorwaarden civielrechtelijk leningen.
4. De Hoge Raad heeft drie uitzonderingen gegeven wanneer een civielrechtelijke lening voor Nederlandse belastingdoeleinden toch als eigen vermogen kwalificeert, te weten de schijnlening, de bodemloze-putlening en de deelnemerschapslening (zie o.a. HR 27 januari 1988, ECLI:NL:HR:1988:ZC3744).
5. Van een schijnlening is sprake wanneer partijen eigenlijk hebben afgesproken om vermogen te verstrekken, maar dit hebben vormgegeven middels een lening. Bij deze geldleningen is dit niet van toepassing omdat de leningen worden uitgezet op de kapitaalmarkt aan derde partijen.
6. Van een bodemlozeput-lening is sprake als een lening wordt verstrekt onder de omstandigheid dat vanaf het moment van het verstrekken van de lening al duidelijk is dat deze niet, al dan niet gedeeltelijk, kan en zal worden afgelost. In dit geval is er geen enkele aanleiding dat de geldleningen niet zullen worden terugbetaald. Als dit wel het geval zou zijn, zouden derde partijen nooit inschrijven.
7. Van een deelnemerschapslening is sprake als de voorwaarden van de lening zodanig zijn dat er materieel sprake is van een ‘deelneming’ in de schuldenaar. Er moet cumulatief aan de volgende criteria worden voldaan (zie o.a. HR 11 maart 1998, ECLI:NL:PHR:1998:AA2453): (i) rechten van de schuldeiser zijn achtergesteld ten opzichte van andere schuldeisers, (ii) de looptijd is oneindig of langer dan 50 jaar en alleen vorderbaar ingeval van uitstel van betaling/faillissement/liquidatie van de debiteur en (iii) de vergoeding/rente is winstafhankelijk. Van winstafhankelijkheid is tevens sprake als de verschuldigdheid van de rente afhangt van de winst.
8. De geldleningen waarvoor zekerheid wordt gevraagd voldoen niet cumulatief aan deze criteria en kwalificeren derhalve niet als deelnemerschapslening.
9. De leningen kwalificeren op basis van jurisprudentie van de Hoge Raad als vreemd vermogen.
10. Op de verschuldigde betalingen op deze leningen is geen Dividendbelasting verschuldigd.

Conclusie

De leningen kwalificeren op basis van jurisprudentie van de Hoge Raad als vreemd vermogen voor Nederlandse belastingdoeleinden. Er is geen Dividendbelasting op de betalingen op deze leningen. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 29 augustus 2023 tot en met 31 december 2027.