rul-20231121-atr-000005

20231121 ATR 000005

Samenvatting

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf dat artikel 8bd van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) buiten toepassing kan blijven. Men wenst zekerheid voor het boekjaar 2023.

Feiten

X, een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd, behoort tot een internationaal beursgenoteerd concern, actief in de industriële sector. X treedt op als Houdstervennootschap. In Nederland worden door X en de in Nederland tot het concern behorende vennootschappen bedrijfseconomische activiteiten uitgeoefend door [1 – 10] werknemers. Y, een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie (EU), is enig aandeelhouder van X. Y houdt meerdere deelnemingen, waaronder B en indirect A. A is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een lidstaat van de EU. B is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een (andere) lidstaat van de EU. B heeft een vordering op A, welke begin 2023 ten laste van de winst is afgewaardeerd. B heeft dus een verlies genomen ter grootte van het verschil tussen de nominale waarde en de waarde in het economisch verkeer. Deze vordering wordt voor de lagere waarde in het economisch verkeer door Y overgenomen. Als gevolg van deze overname heeft Y een vordering op haar indirecte dochtervennootschap A. In 2023 verplicht X zichzelf tegenover A kapitaal te storten in A. Ter voldoening van de stortingsverplichting verkrijgt X de schuld aan Y van A (de schuldovername). Zowel in de civielrechtelijke vormgeving van de schuldovername als in de jaarrekening van A en X wordt de nominale waarde van de schuld gehanteerd. Er wordt geen valutaresultaat behaald op de schuldovername. Na de schuldovername heeft Y daarmee een vordering op X. Voor het einde van het boekjaar zal Y haar onvolwaardige vordering op X inbrengen in X middels een kapitaalstorting (kapitaalstorting in natura). Er wordt geen valutaresultaat behaald op de kapitaalstorting. Er wordt op geen moment een verlies genomen binnen het concern op het geheel van de hierboven beschreven transacties. Er wordt derhalve alleen bij B een verlies genomen ten tijde van de afwaardering van de vordering.

Rechtskader

20231121 ATR 000005Het verzoek om zekerheid vooraf ziet op de toepassing van artikel 8bd van de Wet Vpb. Deze zekerheid wordt gevraagd om de waarde van de teboekstelling van een vermogensbestanddeel of schuld bij X vast te stellen, indien X een vermogensbestanddeel of schuld verkrijgt van een aan hem gelieerd lichaam door middel van een kapitaalstorting, winstuitdeling, teruggaaf van gestort kapitaal, liquidatie-uitkering of een daarmee vergelijkbare rechtshandeling. Het standpunt van 29 juni 2023 van de Kennisgroep bijzondere winstbepalingen vpb (KG:011:2023:8) is eveneens van belang in dit kader. Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. Het concern oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus). Voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van X binnen het concern.
2. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. De Wet tegengaan mismatches bij toepassing zakelijkheidsbeginsel in de Vennootschapsbelasting is ingevoerd per 1 januari 2022 en beoogt mismatches te voorkomen die, kort gezegd, zien op dubbele niet-heffing die zich kan voordoen als gelieerde lichamen bij een onderlinge transactie voorwaarden (Verrekenprijzen) overeenkomen die niet zakelijk zijn, zoals een van de waarde in het economische verkeer van een vermogensbestanddeel afwijkende waarde.
4. Artikel 8bd van de Wet Vpb ziet op de situatie waarin een vermogensbestanddeel of schuld door een in het buitenland gevestigd gelieerd lichaam wordt overgedragen aan een belastingplichtige door middel van een kapitaalstorting of winstuitkering.
5. Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat het gaat om een flankerende maatregel die een dubbele niet-heffing beoogt weg te nemen die zich in de vermogenssfeer kan voordoen als gevolg van waarderingsverschillen bij de teboekstelling van een vermogensbestanddeel. Hierbij is aangegeven dat onder omstandigheden artikel 8bd, eerste lid van de Wet Vpb ook kan aangrijpen bij stortingen of uitkeringen in contanten. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een waarderingsverschil dat ontstaat doordat bij een storting of uitkering in contanten in een andere valuta door de belastingplichtige en het met hem gelieerde lichaam een verschillende (omreken)koers is gehanteerd.
6. In de gegeven situatie verkrijgt X een schuld aan Y van A ter voldoening van een verplichting tot de storting van kapitaal. Ten aanzien van de schuld bestaat geen waarderingsverschil bij de teboekstelling bij X en A. Dit betekent dat de transactie niet binnen de reikwijdte van artikel 8bd, tweede lid van de Wet Vpb valt.
7. Voor het einde van het boekjaar brengt Y haar onvolwaardige vordering op X in, in X middels een kapitaalstorting (kapitaalstorting in natura). Door de inbreng van de vordering 20231121 ATR 000005in X komen de vordering en schuld in dezelfde hand zodat op grond van civielrechtelijke bepalingen sprake is van schuldvermenging. Dit betekent dat geen sprake kan zijn van een onder goed koopmansgebruik op de fiscale balans te boek te stellen activum. X kan en zal de vordering, als gevolg van de schuldvermenging, niet verkrijgen en als zodanig niet op de fiscale balans te boek stellen. Dit betekent dat artikel 8bd, eerste lid van de Wet Vpb in dit geval niet van toepassing lijkt te zijn. Dit is in lijn met doel en strekking van artikel 8bd van de Wet Vpb, aangezien in de gegeven situatie bij de inbreng van de (onvolwaardige) vordering geen sprake is van dubbele niet-heffing. De vordering gaat teniet en zal nooit ten laste van de belastbare winst kunnen komen bij X.
8. Op grond van de beschreven feiten en omstandigheden kan artikel 8bd van de Wet Vpb in casu ten aanzien van zowel de schuldovername als de kapitaalstorting buiten toepassing blijven.

Conclusie

Artikel 8bd, tweede lid van de Wet Vpb blijft buiten toepassing ter zake van de hiervoor beschreven schuldovername waarbij X een schuld verkrijgt van A. Artikel 8bd, eerste lid van de Wet Vpb blijft buiten toepassing ter zake van de hiervoor beschreven kapitaalstorting waarbij X een vordering verkrijgt van Y. Voorgaande is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst, met een looptijd van 21 juli 2023 tot en met 31 december 2023.