rul-20231024-atr-000008

20231024 ATR 000008

Samenvatting

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf over toepassing van de Hybridemismatchmaatregelen voor de Vennootschapsbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2022 tot en met 2026.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X behoort tot een internationaal opererend concern in de industriële sector. In Nederland worden bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door X en de in Nederland tot het concern behorende vennootschappen. De activiteiten worden uitgeoefend door [26 – 75] werknemers in Nederland. Q, een vennootschap opgericht naar het recht van en gevestigd in een staat buiten de Europese Unie (staat A) is de tophoudster van het concern en de indirecte moedermaatschappij van X. De aandelen in X worden voor 100% gehouden door Q via D en KD. Q houdt naast de aandelen in D, KD en X ook alle aandelen in Y. Y houdt op haar beurt weer alle aandelen in Z. D, KD, Y en Z (de groepsvennootschappen) zijn vennootschappen opgericht naar het recht van en gevestigd in staat A. De aandelen in Q worden volledig gehouden door natuurlijke personen die allen fiscaal inwoner zijn van staat A. Q, X, en de groepsvennootschappen zijn onderdeel van een consolidatieregime. Voor fiscale doeleinden van staat A worden Q, X, en de groepsvennootschappen als transparante lichamen aangemerkt. Het resultaat van Q, X, en de groepsvennootschappen wordt toegerekend aan de natuurlijke personen die participeren in Q. Q, X en de groepsvennootschappen worden voor Nederlandse fiscale doeleinden als niet-transparante lichamen aangemerkt. X koopt voorraad en inventaris van (een van) de groepsvennootschappen en betaalt daarvoor een vergoeding aan (een van) de groepsvennootschappen. X verkoopt deze producten vervolgens aan derden. Daarnaast verkoopt X producten aan Z. Z betaalt daarvoor een vergoeding aan X. Z verkoopt deze producten vervolgens aan derden. Hiervoor maakt X operationele kosten in het kader van haar bedrijfsvoering en doet daarvoor betalingen aan derden. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

20231024 ATR 000008Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf dat er geen sprake is van een aftrekbeperking op grond van artikel 12aa, eerste lid, onderdelen e en g, van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Relevant hierbij is het besluit van 31 oktober 2022, nr. 2022-23956 (Besluit hybridemismatches). Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.

Overwegingen

1. Het concern oefent, middels haar Nederlandse vennootschappen, in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus). Voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van X binnen het concern.
2. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Gedurende de inhoudelijke behandeling is gebleken dat onder andere door een verslechterde economische positie van X de gevraagde zekerheid niet langer nodig is en heeft X besloten om het vooroverleg te staken. Het verzoek om zekerheid vooraf is derhalve ingetrokken.

Conclusie

Het verzoek om zekerheid vooraf is ingetrokken. Derhalve is er geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen. Het voorgaande zal in beginsel in het kader van het reguliere toezicht beoordeeld worden.