rul-20230919-rulov-000010

Aanleiding

X heeft verzocht om zekerheid vooraf dat de vestigingsplaatsfictie van artikel 1, derde lid van de Wet op de Dividendbelasting 1965 (Wet DB) niet op haar van toepassing is na de omzetting van haar rechtsvorm naar buitenlands recht in een rechtsvorm naar Nederlands recht.

Feiten

X is al zeer lange tijd tophoudster van een concern dat wereldwijd actief is in de industriële sector met substantiële operationele activiteiten buiten Nederland. X verricht geen bedrijfs- economische operationele activiteiten in Nederland. Ook de andere tot het concern behorende vennootschappen verrichten in het jaar van omzetting geen operationele activiteiten in Nederland. Vanaf haar oprichting houdt X haar kantoor in een staat van de Europese Unie (EU-lidstaat). Het bestuur van X oefent haar leidinggevende taken uit vanuit de EU-lidstaat en beslissingen van de leiding worden aldaar genomen. De gehele boekhouding wordt ook gevoerd in de EU-lidstaat. X is in de EU-lidstaat onderworpen aan winstbelasting en tevens inhoudingsplichtig voor de Dividendbelasting onder de wetgeving aldaar. X is vanwege niet-fiscale overwegingen omgezet in een naamloze vennootschap naar Nederlands recht. Behalve de rechtsvorm wijzigt er niets wat betreft de activiteiten van X, de aansturing van X en de fiscale behandeling van X door de EU– lidstaat. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

Het verzoek richt zich uitsluitend op de vraag of de omzetting van de buitenlandse rechtsvorm van X in een rechtsvorm naar Nederlands recht resulteert dat X onder de reikwijdte valt van artikel 1, derde lid Wet DB (de zogenaamde vestigingsplaatsfictie). Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.

Overwegingen

X is gewezen op de additionele informatie die moet worden verstrekt voor het in behandeling nemen van het verzoek onder het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waaronder het voldoen aan het vereiste van economische nexus. X heeft daaropvolgend besloten het vooroverleg te staken en het verzoek ingetrokken. Door de intrekking is niet toegekomen aan een definitieve beoordeling of voldaan is aan de voorwaarden van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. Een inhoudelijke analyse is daardoor achterwege gebleven.

Conclusie

Het verzoek om zekerheid vooraf is ingetrokken. Derhalve is er geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen.