rul-20230905-rulov-000003

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de vraag of een grensoverschrijdende juridische fusie zonder heffing van Dividendbelasting en Vennootschapsbelasting kan geschieden.

Feiten

X is een rechtspersoon gevestigd in en opgericht naar het recht van Nederland. X exploiteert Nederlands vastgoed. X behoort tot een concern dat zich bezig houdt met de ontwikkeling en exploitatie van onroerende zaken binnen Europa. De aandelen van X worden gehouden door Y, een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een staat binnen de Europese Unie (EU). De tophoudster van het concern is gevestigd in dezelfde lidstaat van de EU als Y. In Nederland worden bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door het concern. De wens bestaat om ter vereenvoudiging van de concernstructuur een grensoverschrijdende juridische fusie aan te gaan waarbij X de verdwijnende vennootschap is en Y de verkrijgende vennootschap. Na de grensoverschrijdende fusie zal Y buitenlands belastingplichtig zijn voor de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb), omdat het Nederlandse vastgoed aangemerkt wordt als Vaste inrichting. De inspecteur heeft op verzoek van X bij voor bezwaar vatbare beschikking bevestigd dat de grensoverschrijdende juridische fusie niet is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing en dat de fusie, onder het stellen van voorwaarden, zonder winstneming kan plaatsvinden. X heeft ook gevraagd om zekerheid vooraf ten aanzien van de grensoverschrijdende fusie die valt onder de reikwijdte van het Besluit rulings met een internationaal karakter.

Rechtskader

X verzoekt ten eerste om zekerheid vooraf dat de voorgenomen grensoverschrijdende juridische fusie geen belastbaar feit zal vormen voor de Wet op de Dividendbelasting 1965 (Wet DB). Specifiek betreft het verzoek artikel 2 en 3 van de Wet DB. X verzoekt ten tweede om zekerheid vooraf dat het fusietijdstip met terugwerkende kracht voor de Wet Vpb gesteld kan worden op 1 januari 2023 op grond van het tweede lid van artikel 14b Wet Vpb juncto het besluit van 12 augustus 2022, nr. 2022-188642, Staatscourant 2022, 22286 (Besluit juridische fusie). Relevant is verder het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. In paragraaf 3, onderdeel a, van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter is aangegeven dat toegang tot het vooroverleg ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter slechts wordt aangegaan als sprake is van voldoende economische nexus in Nederland. De enige activiteit van X is het houden en verhuren van Nederlands vastgoed. Daarom is per definitie sprake van voldoende economische nexus van X in Nederland.
2. Het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting is niet de enige dan wel de doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transactie(s).
3. De gevraagde zekerheid vooraf heeft geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden. Fusietijdstip
4. Het Besluit juridische fusie biedt in paragraaf 4.1 een goedkeuring op grond waarvan het fusietijdstip voor de Wet Vpb gesteld wordt op de aanvang van het boekjaar van de verdwijnende rechtspersoon, indien de winst van de fusie niet in aanmerking wordt genomen als gevolg van het tweede of derde lid van artikel 14b Wet Vpb. Aan deze goedkeuring zijn de voorwaarden verbonden dat kort gezegd de verantwoording van de financiële gegevens van de verdwijnende rechtspersoon in de jaarrekening van de verkrijgende rechtspersoon eveneens plaatsvindt vanaf de aanvang van het boekjaar van de verdwijnende rechtspersoon, de datum waarop de juridische fusie van kracht wordt binnen twaalf maanden ligt na de aanvang van het boekjaar van de verdwijnende rechtspersoon en dat met de terugwerking geen (incidenteel) fiscaal v oordeel wordt beoogd of behaald. X heeft aannemelijk gemaakt dat in dit specifiek e geval aan deze voorwaarden voldaan zal worden en de inspecteur heeft al beschikt dat de winst van de fusie niet in aanmerking genomen dient te worden op grond van het derde lid van artikel 14b van de Wet Vpb. Bij overeenkomstige implementatie zal de fusie voor de Wet Vpb terugwerken tot 1 januari
2023. Dividendbelasting
5. Artikel 2 van de Wet DB bepaalt dat Dividendbelasting wordt geheven naar de opbrengst verkregen met de in artikel 1 van de Wet DB bedoelde aandelen, winstbewijzen en geldleningen. Artikel 3 van de Wet DB bepaalt welke bestanddelen tot de opbrengst behoren. Een (grensoverschrijdende) juridische fusie is geen belastbaar feit voor de Wet DB en behoort niet tot de opbrengst als bedoeld in artikel 3 Wet DB.

Conclusie

Het fusietijdstip van de voorgenomen grensoverschrijdende fusie kan bij overeenkomstige implementatie gesteld worden op 1 januari 2023 voor de Wet Vpb. De grensoverschrijdende juridische fusie vormt geen belastbaar feit voor de Wet DB. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023.