rul-20230829-atr-000009

1 van 1 rul-20230829-atr-00009Samenvatting

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf ten aanzien van de kwalificatie van een fonds voor gemene rekening naar Nederlandse fiscale maatstaven en de buitenlandse belastingplicht voor de Vennootschapsbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2021 tot en met 2025.

Feiten

X, een vennootschap opgericht naar het recht van en gevestigd in een staat buiten de Europese Unie, is participant in een fonds voor gemene rekening. Het fonds voor gemene rekening is belichaamd in de voorwaarden van beheer en bewaring. De activa van het fonds voor gemene rekening zullen bestaan uit geldvorderingen. Het verzoek is ingetrokken.

Rechtskader

In het verzoek vraagt X om zekerheid vooraf over de kwalificatie van het fonds voor gemene rekening voor de toepassing van de Nederlandse belastingwet. Relevant hierbij is het besluit van 11 januari 2007, nr. CPP2006/1870M (Besluit Vennootschapsbelasting Fonds gemene rekening, zoals gewijzigd bij het besluit 15 december 2015, nr. BLKB2015/1511M). Verder ziet het verzoek op het verkrijgen van zekerheid vooraf dat X niet onderworpen is aan Nederlandse Vennootschapsbelasting als buitenlands belastingplichtige op grond van artikel 3, vierde lid, vijfde lid en achtste lid in combinatie met artikel 17 en artikel 17a van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. Op basis van de aangeleverde feiten lijkt het verzoek op voorhand aan de voorwaarden voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zoals genoemd in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter te voldoen. Om die reden is het verzoek in eerste instantie in behandeling genomen, maar omdat het verzoek is ingetrokken, is dit niet verder feitelijk beoordeeld.
2. Uit initieel overleg tussen partijen zijn sterke twijfels ontstaan of op basis van de aangeleverde feiten kan worden gesteld dat X niet buitenlands belastingplichtig is op grond van artikel 17 of 17a van de Wet Vpb. Verzoeker heeft na dit initiële overleg besloten de structuur op een andere wijze op te zetten en heeft het verzoek vervolgens ingetrokken.
3. Een verdere inhoudelijke analyse is daardoor achterwege gebleven.

Conclusie

Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen, omdat het verzoek tot zekerheid vooraf is ingetrokken.