rul-20230829-atr-000005

1 van 2 rul-20230829-atr-00005Samenvatting

Aanleiding

Er is verzocht om zekerheid vooraf over de toepassing van de liquidatieverliesregeling voor de Vennootschapsbelasting. Men vraagt zekerheid voor de boekjaren 2022 tot en met 2025.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X behoort tot een internationaal opererend concern in de industriële sector. In Nederland worden door de tot het concern behorende vennootschappen activiteiten uitgeoefend door [301 – 500] werknemers. X is de uiteindelijke moedervennootschap van het concern en is actief betrokken bij het aansturen van haar (in)directe deelnemingen. X houdt indirect het volledig belang in Y, een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. Y treedt op als Houdstervennootschap. Y houdt direct het volledig belang in Z1, een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie (staat A). Z1 dreef een onderneming die jarenlang verlieslijdend was. Derhalve is besloten om de activiteiten van Z1 in 2022 te staken. Y heeft in 2022 een belang verworven in Z2, een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in staat A. De overige aandeelhouders van Z2 zijn individuen die niet in dienst zijn van het concern waartoe X en Y behoren. Er is ook geen verdere relatie tussen de individuen en het concern waartoe X en Y behoren. Z2 drijft een onderneming vergelijkbaar met de voormalige onderneming van Z1. Z1 heeft haar onderneming in 2022 gestaakt. Z1 is momenteel in liquidatie.

Rechtskader

X verzoekt om zekerheid vooraf over de toepassing van de liquidatieverliesregeling als bedoeld in artikel 13d, veertiende lid, aanhef en onderdeel b, sub 2 en onderdeel c van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) ten aanzien van het belang van Y in Z1. Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.

Overwegingen

1. Het concern oefent, middels haar Nederlandse vennootschappen, in Nederland bedrijfs- economische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus). Voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van Y uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van Y binnen het concern. . Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Op grond van artikel 13d, eerste lid van de Wet Vpb vindt de deelnemingsvrijstelling geen toepassing ten aanzien van een verlies op een deelneming dat tot uitdrukking komt nadat het lichaam waarin Y deelneemt is ontbonden. Y houdt aandelen in Z1 waarbij Z1 in 2022 haar onderneming heeft gestaakt. Z1 is momenteel in liquidatie. Er kan derhalve mogelijk een liquidatieverlies in aanmerking worden genomen, mits aan de overige voorwaarden van artikel 13d van de Wet Vpb wordt voldaan.
4. Op grond van artikel 13d, tweede lid van de Wet Vpb wordt het liquidatieverlies gesteld op het bedrag waarmede het voor de deelneming opgeofferde bedrag het totaal van de liquidatie-uitkeringen overtreft waarbij rekening moet worden gehouden met de componenten van het opgeofferde bedrag als bedoeld in artikel 13d, tweede lid van de Wet Vpb en voor het totaal van de liquidatie-uitkeringen is rekening gehouden met artikel 13d, derde lid van de Wet Vpb. Over de hoogte van het liquidatieverlies wordt geen zekerheid vooraf gevraagd.
5. Op grond van artikel 13d, veertiende lid, aanhef en onderdeel b, sub 2 van de Wet Vpb wordt het liquidatieverlies eerst op het tijdstip waarop de vereffening is voltooid in aanmerking genomen, mits de onderneming van het ontbonden lichaam geheel of gedeeltelijk is voortgezet uitsluitend door een ander dan de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam.
6. De activiteiten van Z2 zijn vergelijkbaar met de activiteiten van Z
1. Er is sprake van een (gedeeltelijke) voortzetting van de onderneming.
7. Het belang van Y in Z2 is zodanig dat geen sprake is van verbondenheid tussen Z2 en het concern. Dat betekent dat aan de voorwaarde van artikel 13d, veertiende lid, onderdeel b, sub 2 van de Wet Vpb wordt voldaan. Op grond van overweging 5 kan het liquidatieverlies eerst op het tijdstip waarop de vereffening is voltooid in aanmerking worden genomen.
8. Op grond van artikel 13d, veertiende lid, onderdeel c van de Wet Vpb moet de vereffening van het vermogen van het ontbonden lichaam zijn voltooid in uiterlijk het derde kalenderjaar na het kalenderjaar waarin de onderneming van het ontbonden lichaam geheel of nagenoeg geheel is gestaakt dan wel indien dat eerder is, daartoe is besloten, tenzij de belastingplichtige doet blijken dat het op een later tijdstip voltooien van de vereffening niet is gericht op het ontgaan of uitstellen van de heffing van Vennootschapsbelasting.
9. Z1 is momenteel in liquidatie. Bij vereffening van Z1 binnen de termijnen genoemd in artikel 13d, veertiende lid, onderdeel c van de Wet Vpb kan Y het liquidatieverlies ten aanzien van haar belang in Z1 in aanmerking nemen.

Conclusie

Op grond van het voorgaande kan Y ten aanzien van het belang in Z1 het liquidatieverlies als bedoeld in artikel 13d, veertiende lid, aanhef en onderdeel b, sub 2 en onderdeel c van de Wet Vpb eerst op het tijdstip waarop de vereffening is voltooid in aanmerking nemen, binnen de daarvoor gestelde termijnen. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst, met een looptijd van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2025.