rul-20230725-apa-000012

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor de boekjaren 2022 tot en met 2026.

Feiten

X is het in Nederland gevestigde hoofdkantoor van de Z-groep. De Z-groep is een internationaal opererende groep in de industriële sector. X houdt zich bezig met het uitvoeren en realiseren van bepaalde projecten voor klanten. X oefent ondernemende functies uit gerelateerd aan marktonderzoek, klantwerving, projectontwerp en de coördinatie van projecten. X bezit de immateriële activa van de groep en draagt de gerelateerde ondernemersrisico’s. X realiseert voor klanten ook projecten in het buitenland. X doet dit met behulp van de groepsmaatschappijen Y (gevestigd in lidstaat A van de Europese Unie) en Z (gevestigd in Europa in land B). In de betreffende landen zijn Y en Z verantwoordelijk voor het dagelijkse toezicht op de uitvoering van projecten en de uitvoering van administratieve werkzaamheden. De feitelijke uitvoering van de projecten gebeurt door onafhankelijke partijen. Y en Z treden voorts op als contractspartij met de klant en met onafhankelijke partijen die de projecten uitvoeren. Y en Z verrichten de activiteiten onder aansturing en toezicht van X. Y en Z bezitten geen waardevolle activa en dragen beperkte risico’s. De gevraagde zekerheid vooraf heeft betrekking op de arm’s-lengthbeloning voor de ondersteunende activiteiten die Y en Z verrichten ten behoeve van X.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. Relevant in dit kader is het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 en/of het Verrekenprijsbesluit 2022, hierna (gezamenlijk) te noemen “verrekenprijsbesluit”. Voorts zijn relevant het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter, en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. X oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en heeft de gevraagde zekerheid vooraf geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
2. De OESO-richtlijnen schrijven voor dat een arm’s-lengthbeloning wordt bepaald door middel van een vergelijkbaarheidsanalyse met onafhankelijke partijen. Daarbij dienen de functies, activa en gelopen risico’s van partijen te worden meegewogen. Binnen de gelieerde transacties zijn de functies van Y en Z in vergelijking met die van X als uitvoerend te beschouwen. Y en Z kunnen daarom worden beschouwd als de minst complexe partij in de gelieerde transacties en zijn beide derhalve aangemerkt als tested party.
3. De OESO-richtlijnen beschrijven een beperkt aantal methoden voor het bepalen van de arm’s-lengthresultaten. Als deze aanwezig is, geeft de comparable uncontrolled price (CUP) methode de best mogelijke indicatie van de zakelijkheid van de gehanteerde prijzen. Niet is gebleken dat voor de activiteiten van Y en Z een CUP aanwezig is. Andere traditionele methoden gaan uit van de vergelijking van de bruto marges van vergelijkbare ongelieerde partijen met de tested party. De bepaling van de bruto marge is mede afhankelijk van kostenrubricering en van de vergelijkbare partijen is die onbekend. Daardoor geeft een vergelijking op het niveau van de netto operationele marges (transactional net margin Method) een betrouwbaardere uitkomst. In dit geval zijn de operationele kosten gekozen als maatstaf omdat de operationele kosten de relevante indicator zijn voor de waarde van de uitgeoefende ondersteunende functies, gebruikte activa en gedragen risico’s door Y en Z.
4. De bij het verzoek gevoegde benchmark studie is beoordeeld en passend bevonden bij de functies, activa en risico’s van Y en Z.

Conclusie

Partijen hebben vastgesteld dat voor de ondersteunende activiteiten van Y en Z een transactional net margin uitgedrukt in een percentage van de operationele kosten at arm’s- length is. Het gehanteerde percentage valt binnen een interquartile range van resultaten van ongelieerde partijen waarvan de lower quartile 3,81% bedraagt en de upper quartile 19,35%. In de vaststellingsovereenkomst is een punt nabij de mediaan gehanteerd. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2026.