rul-20230530-atr-000006

Aanleiding

Er is verzocht om te bevestigen dat er geen sprake is van belastbare inkomsten in Nederland of Nederlandse bronnen van inkomen. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2021 tot en met 2025.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland. Vrijwel meteen na oprichting is de feitelijke leiding van X verplaatst naar een land buiten de Europese Unie, een land waarmee Nederland een verdrag is overeengekomen (Verdragsland A). In een onderling overlegprocedure (MAP-tiebreaker) met Verdragsland A is overeengekomen dat X voor toepassing van het betreffende verdrag in Verdragsland A is gevestigd. X oefent, behoudens de verplichte jaarlijkse vergadering van aandeelhouders, geen activiteiten uit in Nederland en bezit ook geen onroerend goed in Nederland. X behoort tot een internationaal opererend concern dat actief is in de handelssector.

Rechtskader

Het verzoek van X om te bevestigen dat er geen sprake is van belastbare inkomsten in Nederland of Nederlandse bronnen van inkomen ziet op artikel 2, vijfde lid van de Wet (voor de jaren 2022 tot en met 2025) op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) in combinatie met het Belastingverdrag tussen Nederland en Verdragsland A en het multilateraal verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving (MLI). Voor het jaar 2021 ziet het verzoek op artikel 2, vierde lid van de Wet Vpb in combinatie met het Belastingverdrag tussen Nederland en Verdragsland A en het multilateraal verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving (MLI). Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. In paragraaf 3, onderdeel a van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter is aangegeven dat toegang tot het vooroverleg ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter is voorbehouden aan situaties waarin sprake is van voldoende economische nexus in Nederland. In dezelfde paragraaf 3, onderdeel a, laatste zin wordt hierop een uitzondering gemaakt, welke inhoudt dat de bepaling inzake de economische nexus naar haar aard niet van toepassing is indien zekerheid wordt gevraagd over de afwezigheid van een Vaste inrichting in Nederland.
2. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Op grond van artikel 2, vijfde lid van de Wet Vpb (in 2021: artikel 2, vierde lid van de Wet Vpb) wordt een vennootschap opgericht naar Nederlands recht steeds geacht in Nederland te zijn gevestigd. Zij kwalificeert als binnenlands belastingplichtige.
4. Als de feitelijke leiding van een naar Nederlands recht opgerichte vennootschap naar een Verdragsland wordt verplaatst, blijft de vennootschap slechts in Nederland belastingplichtig voor de bronnen van inkomen die op basis van het van toepassing zijnde Belastingverdrag aan Nederland zijn toegewezen. Zij kwalificeert dan als beperkt binnenlands belastingplichtige.
5. In een onderling overlegprocedure (MAP-tiebreaker) met Verdragsland A is overeengekomen dat X voor toepassing van het Belastingverdrag tussen Nederland en Verdragsland A in Verdragsland A is gevestigd.
6. Als gevolg hiervan is X slechts in Nederland belasting verschuldigd over de bronnen van inkomen die op basis van het Belastingverdrag tussen Nederland en Verdragsland A aan Nederland zijn toegewezen.
7. X oefent, behoudens de verplichte jaarlijkse vergadering van aandeelhouders, geen activiteiten uit in Nederland en bezit ook geen onroerend goed in Nederland. X heeft daarom geen belastbare inkomsten in Nederland of Nederlandse bronnen van inkomen.

Conclusie

Gelet op artikel 2, vijfde lid van de Wet Vpb (in 2021: artikel 2, vierde lid van de Wet Vpb) in combinatie met het Belastingverdrag tussen Nederland en Verdragsland A heeft X geen belastbare inkomsten in Nederland of Nederlandse bronnen van inkomen. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 9 maart 2021 tot en met 31 december 2025.