Aanleiding
Er is een verzoek ingediend door X voor het verkrijgen van zekerheid vooraf dat Nederland beperkt wordt in haar heffingsrecht ten aanzien van dividenden na een herstructurering.
Feiten
X is opgericht naar Nederlands recht en onderdeel van een concern dat wereldwijd actief is in de zakelijke dienstverlening met operationele activiteiten binnen en buiten Nederland, waaronder in staat Y. X was de tophoudster van het concern en gevestigd in Nederland. Een aantal jaar geleden is de feitelijke leiding van X verplaatst naar staat Y, een land dat geen lidstaat is van de Europese Unie. Conform het Belastingverdrag tussen Nederland en staat Y is hier een onderling overlegprocedure over gevoerd (MAP-tiebreaker) met als uitkomst dat X inwoner is van staat Y. Op het moment van de verplaatsing werden de aandelen in X gehouden door diverse partijen. Een zeer beperkt deel van deze aandeelhouders waren natuurlijke personen woonachtig in Nederland. Hierna heeft een herstructurering plaatsgevonden van de groepsstructuur boven X. Als gevolg hiervan houden alle aandeelhouders geen direct belang meer in X maar een indirect belang via een vennootschap gevestigd in staat Y, Z. Z wordt op haar beurt gehouden door een vennootschap gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie. Z zal naar de toekomst functioneren als hoofdkantoor van het concern. Het verzoek is ingetrokken.
Rechtskader
X vraagt om bevestiging dat op toekomstige uitkeringen geen Nederlandse Dividendbelasting verschuldigd is. Het verzoek ziet op toepassing van artikel 1, derde lid, Wet op de dividend- belasting (“Wet DB”) juncto artikel 4, zevende lid van de Wet DB juncto het dividendartikel van het Belastingverdrag tussen Nederland en staat Y (inclusief het zogenoemde verbod op extraterritoriale heffing). Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Voorts is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).
Overwegingen
Het verzoek van X lijkt op grond van een eerste analyse te voldoen aan de formaliteiten en toegangsvoorwaarden van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter. Er zijn nadere vragen gesteld over het gepresenteerde feitencomplex en specifiek de uitgeoefende functies op het niveau van Z. X heeft aangegeven het verzoek in te trekken. Daarom is het verzoek niet verder behandeld.
Conclusie
Het verzoek is ingetrokken. Er is geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen. De transactie zal in beginsel in het kader van het reguliere toezicht beoordeeld worden.