rul-20230509-rulov-000011

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf over de fiscale gevolgen van enkele voorgenomen grensoverschrijdende transacties.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar Nederlands recht en is feitelijk gevestigd in Nederland. X is de tophoudster van een internationaal concern actief in de industriële sector. Het concern oefent operationele activiteiten in Nederland uit en beschikt in Nederland over personeel en kantoorruimte. X is voornemens samen te gaan met een externe partij. In verband met deze voorgenomen transactie heeft X de vennootschap Y opgericht naar buitenlands recht en aldaar gevestigd. Y wordt na het samengaan de tophoudster van de groep. In dit kader zal Y in ruil voor één X aandeel één Y aandeel uitgeven. Deze overdracht blijft voorwaardelijk van de uitgifte van Y aandelen aan de aandeelhouders van X. Er zullen geen betalingen in contanten aan houders van X aandelen plaatsvinden in het kader van de betreffende aandelenruil. Ook vindt in het kader van het samengaan van X en Y mogelijk een uitkering van Y aandelen plaats door Z, een in Nederland gevestigde groepsvennootschap. Daarnaast zal Z mogelijk kortstondig een vermogensrecht houden op Y.

Rechtskader

Het verzoek om zekerheid vooraf ziet op bevestiging dat (i) er geen sprake is van een (middellijke) inkoop van aandelen door X op grond van artikel 3, lid 1, sub a, Wet op de Dividendbelasting 1965 (Wet DB), (ii) van de waarde van de aandelen Y en (iii) dat er ten aanzien van het vermogensrecht geen resultaat gerealiseerd wordt op grond van artikel 8 Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) juncto 3.8 Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Voorts is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

Overwegingen algemeen
1. Het concern waartoe X en Z behoren oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van deze vennootschappen uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functie van deze vennootschappen binnen het concern.
2. De gevraagde zekerheid vooraf heeft geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden. Het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting is niet de enige dan wel doorslag- gevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) en transacties. Overwegingen ten aanzien van i.
3. Tot de opbrengst van aandelen behoren op grond van artikel 3, lid 1, sub a, Wet DB onmiddellijke of middellijke uitdelingen van winst, onder welke naam of in welke vorm ook gedaan daaronder begrepen hetgeen ter gelegenheid van inkoop van aandelen, anders dan ter tijdelijke belegging, wordt uitgekeerd boven het gemiddeld op de desbetreffende aandelen gestorte kapitaal.
4. Van inkoop is niet alleen sprake wanneer een vennootschap eigen aandelen inkoopt, maar kan ook sprake zijn wanneer aandelen in de moedervennootschap worden gekocht door een dochtervennootschap (middellijke inkoop). Ook in dat geval kan zich een vermogensverschuiving voor doen.
5. De afwikkeling van de ruil waarbij voor één X aandeel, één Y aandeel wordt uitgegeven leidt in dit geval niet tot een vermogensverschuiving zoals vereist bij een (middellijke) inkoop. Per saldo vloeit er geen vermogen van X of Y naar de aandeelhouders ten laste van eigen vermogen. De overdracht van de aandelen in X vindt namelijk plaats onder de voorwaarde dat vennootschap Y aandelen uitgeeft aan de (voormalig) aandeelhouders van X. Overwegingen ten aanzien van ii.
6. De waarde van de Y aandelen die Z mogelijk uitkeert, kan op basis van beschikbare informatie bepaald worden. Overwegingen ten aanzien van iii.
7. Uit de feiten blijkt dat er geen sprake kan zijn van een tussentijdse waardeverandering van het vermogensrecht.

Conclusie

Op grond van het voorgaande is in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2024 vastgelegd dat: –de afwikkeling van de ruil waarbij voor één X aandeel, één Y aandeel wordt uitgegeven niet kwalificeert als een (middellijke) inkoop van aandelen door X op grond van artikel 3, lid 1, sub a, Wet DB; –de waarde van de Y aandelen op het moment van uitkeren bepaald kan worden op grond van beschikbare informatie; en; –ten aanzien van het vermogensrecht Z geen resultaat realiseert op grond van artikel 8 Wet Vpb juncto 3.8 Wet IB. In de vaststellingsovereenkomst is ook zekerheid gegeven over een aspect wat buiten de reikwijdte valt van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter.