rul-20230509-atr-000003

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf over toepassing van de Hybridemismatchmaatregelen voor de Vennootschapsbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2023 tot en met 2027.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van Nederland en feitelijk in Nederland gevestigd. X behoort tot een internationaal opererend concern in de industriële sector. X zal gedurende 2023 haar bedrijfseconomische operationele activiteiten uitbreiden, zodat voor het einde van het jaar de activiteiten worden uitgeoefend door [26 – 75] werknemers in Nederland. Y, de directe aandeelhouder van X, is opgericht naar het recht van en gevestigd in een staat buiten de Europese Unie (hierna: staat B). Y heeft verschillende aandeelhouders die allen gevestigd zijn in of inwoner zijn van staat B. Zij houden gezamenlijk 100% van de aandelen in Y. Y wordt voor Nederlandse fiscale doeleinden als niet-transparant lichaam aangemerkt en voor fiscale doeleinden door staat B als transparant aangemerkt. X wordt voor Nederlandse fiscale doeleinden en voor fiscale doeleinden van staat B als niet-transparant aangemerkt. Op grond van toekomstige serviceovereenkomsten zullen betalingen en vergoedingen plaatsvinden van X aan Y.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf dat er geen sprake is van een aftrekbeperking op grond van artikel 12aa, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.

Overwegingen

1. Het concern oefent, middels haar Nederlandse vennootschap, in Nederland bedrijfs- economische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus). Voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van X binnen het concern.
2. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. X zal betalingen en vergoedingen verrichten aan Y op grond van toekomstige service- overeenkomsten. Vanwege het feit dat Y voor Nederlandse fiscale doeleinden als een niet-transparant lichaam wordt aangemerkt en voor fiscale doeleinden door staat B als transparant wordt aangemerkt, is Y een Hybride lichaam in de zin van artikel 12ac, eerste lid, onderdeel g, van de Wet Vpb en kan onderdeel b van artikel 12aa, eerste lid, van de Wet Vpb van toepassing zijn ten aanzien van deze betalingen.
4. Beoordeeld is of artikel 12aa, eerste lid, onderdeel b, van de Wet Vpb van toepassing is. Aangezien Y en alle aandeelhouders van Y zijn gevestigd in of inwoner zijn van staat B, is er geen verschil in de toerekening van de vergoedingen of betalingen van X aan Y bij of krachtens de wet van staat B. Dit betekent dat artikel 12aa, eerste lid, onderdeel b, van de Wet Vpb niet van toepassing is.

Conclusie

Artikel 12aa, eerste lid, onderdeel b, van de Wet Vpb is niet van toepassing ter zake van de vergoedingen of betalingen van X aan Y. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2027.