rul-20230425-rulov-000007

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf over de fiscale gevolgen van een voorgenomen terugbetaling van kapitaal aan een niet Nederlandse aandeelhouder.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar Nederlands recht en is feitelijk gevestigd in Nederland. X is onderdeel van een internationaal concern actief in de dienstverlenende sector. Het concern oefent operationele activiteiten in Nederland uit en beschikt in Nederland over personeel en kantoorruimte. De aandelen in X worden gehouden door Y, een rechtspersoon opgericht naar buitenlands recht (staat A). De uiteindelijk gerechtigden van Y zijn twee natuurlijke personen woonachtig in een land waarmee een Nederland een Belastingverdrag heeft afgesloten (staat B). In het verleden is X als verkrijgende rechtspersoon partij geweest bij een grensoverschrijdende ruisende fusie waarbij de verdwijnende rechtspersoon gevestigd was in een lidstaat van de Europese Unie. De verdwijnende rechtspersoon was aldaar onderworpen aan een winstbelasting. Destijds is het fiscaal erkend gestort kapitaal na de grensoverschrijdende fusie vastgesteld door de inspecteur op [€ 100 – € 200] miljoen. Na de grensoverschrijdende fusie heeft X geen kapitaal terugbetaald of een kapitaalstorting ontvangen. Y is voornemens X kapitaal terug te laten betalen ten bedrage van [€ 5 – € 10] miljoen en de algemene vergadering van aandeelhouders zal hiertoe besluiten. Bij statutenwijziging wordt het nominaal kapitaal van X verhoogd ten laste van de bestaande agioreserve en wordt het nominale aandelenkapitaal van X met hetzelfde bedrag verlaagd. De uitgekeerde gelden zullen aangewend worden voor een kapitaalstorting in een concernvennootschap.

Rechtskader

Het verzoek om zekerheid vooraf ziet op bevestiging dat (i) de terugbetaling van kapitaal geen opbrengst is in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel d, Wet op de Dividendbelasting 1965 (Wet DB) en (ii) dat de terugbetaling van kapitaal geen regulier voordeel vormt in de zin van artikel 4.13, eerste lid, onderdeel b, Wet inkomstenbelasting 2021 (Wet IB), via artikel 7.5 Wet IB dan wel via artikel 17, derde lid, onderdeel b juncto artikel 18, vijfde lid Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Relevant is hierbij het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Voorts is van belang de Regeling laagbelastende staten en niet coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen).

Overwegingen

1. Het concern waartoe X behoort oefent in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus) en voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X Deze activiteiten passen bij de functie van X binnen het concern.
2. Het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting is niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties. De gevraagde zekerheid vooraf heeft geen betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. Tot de opbrengst behoort op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel d, Wet DB, een gedeeltelijke teruggaaf van hetgeen op aandelen in gestort, indien en voor zover er zuivere winst is, tenzij tevoren de algemene vergadering van aandeelhouders tot deze teruggaaf heeft besloten en de nominale waarde op de desbetreffende geplaatste aandelen bij statutenwijziging met een gelijk bedrag is verminderd. De voorgenomen stappen zullen resulteren in een situatie waarbij voldaan wordt aan de hierboven genoemde uitzondering en daarom zal bij overeenkomstige implementatie er geen sprake zijn van opbrengst voor de Wet DB.
4. Artikel 13, eerste lid, onderdeel b, Wet IB bepaalt dat onder andere als regulier voordeel wordt gezien de teruggaaf van wat op aandelen is gestort, waarbij een teruggaaf geen regulier voordeel vormt voor zover de teruggaaf niet meer bedraagt dan de verkrijgingsprijs van desbetreffende aandelen en tevoren de algemene vergadering van aandeelhouders tot deze teruggaaf heeft besloten en de nominale waarde op de desbetreffende geplaatste aandelen bij statutenwijziging met een gelijk bedrag is verminderd.
5. De verkrijgingsprijs van de aandelen X is gelijk aan het bedrag dat destijds vastgesteld is door de inspecteur als fiscaal erkend gestort kapitaal na de ruisende grensoverschrijdende fusie. Sindsdien hebben geen wijzigingen plaatsgevonden. De voorgenomen stappen zullen bij overeenkomstige implementatie dan ook niet resulteren in een regulier voordeel omdat voldaan wordt aan de uitzondering van 4.13, eerste lid, onderdeel b, Wet IB.

Conclusie

De terugbetaling van kapitaal is geen opbrengst in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel d, Wet DB. De terugbetaling van kapitaal vormt geen regulier voordeel in de zin van artikel 4.13, eerste lid, onderdeel b, Wet IB, via artikel 7.5 Wet IB dan wel via artikel 17, derde lid, onderdeel; b juncto artikel 18, vijfde lid Wet Vpb. Bovenstaande is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2027.