rul-20230425-apa-000005

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor de boekjaren 2022 tot en met 2026.

Feiten

X is een entiteit gevestigd in Nederland. X is onderdeel van een multinationale groep die actief is in de detailhandel sector. A is het hoofdkantoor van de multinationale groep en is gevestigd in de Europese Unie (lidstaat A). X is de juridische eigenaar van bepaalde immateriële activa. X heeft geen werknemers en oefent geen relevante functies uit met betrekking tot de immateriële activa. Een andere groepsvennootschap gevestigd in Nederland omvat de Nederlandse detailhandel organisatie en oefent evenmin functies uit met betrekking tot de immateriële activa. Door middel van een grensoverschrijdende juridische fusie is X voornemens om de immateriële activa over te dragen aan de gelieerde entiteit Y gevestigd in de Europese Unie (lidstaat B). De gevraagde zekerheid vooraf heeft betrekking op de arm’s-lengthwaarde voor de overdracht van de immateriële activa door X aan Y. De voorgenomen overdrachtswaarde bedraagt [< € 5 miljoen].

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO-modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s-lengthbeginsel en worden daarom ingevolge het besluit van 22 april 2018, nr. 2018-6865 en/of het Verrekenprijsbesluit 2022, hierna (gezamenlijk) te noemen “verrekenprijsbesluit” als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b van de Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

1. In paragraaf 3 van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter is onder a. aangegeven dat vooroverleg ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter slechts wordt aangegaan als het verzoekende lichaam deel uitmaakt van een concern dat in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uitoefent (de zogenoemde economische nexus) en er bovendien voor rekening en risico van de verzoekende belanghebbende bedrijfseconomische operationele activiteiten worden uitgeoefend, waarvoor op concernniveau voldoende relevant personeel in Nederland aanwezig is. Deze activiteiten moeten passen bij de functie van het lichaam binnen het concern.
2. In Nederland is geen relevante functionaliteit aanwezig ten aanzien van de vermogens- bestanddelen die overgaan en waarover zekerheid vooraf wordt verzocht. Derhalve wordt niet voldaan aan de hierboven genoemde voorwaarde (de zogenoemde economische nexus), en daarom kan geen vooroverleg worden gevoerd. Een inhoudelijke analyse van het verzoek is achterwege gebleven aangezien niet aan de voorwaarden voor het voeren van vooroverleg is voldaan.

Conclusie

Gelet op de overwegingen zal geen zekerheid vooraf worden gegeven. De Belastingdienst heeft het verzoek om zekerheid vooraf afgewezen.