rul-20230418-atr-000006

Aanleiding

Er is een verzoek ingediend voor het verkrijgen van zekerheid vooraf over toepassing van de Hybridemismatchmaatregelen voor de Vennootschapsbelasting. Men wenst zekerheid voor de boekjaren 2022 tot en met 2026.

Feiten

X is een vennootschap opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in Nederland. X behoort tot een internationaal opererend concern in de dienstverlenende sector. In Nederland worden bedrijfseconomische operationele activiteiten uitgeoefend door X en de in Nederland tot het concern behorende vennootschappen. De activiteiten worden uitgeoefend door [1 – 10] werknemers in Nederland. Y is een samenwerkingsverband opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een staat buiten de Europese Unie (EU) (staat A). Y is de tophoudster van het concern en houdt 100% van de aandelen in X. De participanten van Y zijn natuurlijke personen die voornamelijk inwoner zijn van staat A. Zij houden gezamenlijk ongeveer 90% van het belang in Y (de participanten). X wordt aangemerkt als een Hybride lichaam (voor Nederlandse fiscale doeleinden als een niet- transparante entiteit, voor staat A als transparante entiteit). Y wordt voor fiscale doeleinden van staat A aangemerkt als transparant lichaam, derhalve worden de inkomsten en uitgaven van Y – voor het relevante deel – toegerekend aan de participanten. X verleent, samen met groepsmaatschappijen opgericht naar het recht van en feitelijk gevestigd in een staat buiten de EU, diensten aan derde partijen (de diensten). De opbrengst van deze diensten wordt verdeeld tussen X en de groepsmaatschappijen op grond van serviceovereenkomsten. Op basis van deze serviceovereenkomsten wordt de gerechtigheid van X en de groepsmaatschappijen tot de opbrengst bepaald. Deze opbrengst wordt voor commerciële en fiscale doeleinden bij iedere groepsmaatschappij in aanmerking genomen als omzet in de winst- en verliesrekening. Er vinden bij X en de groepsmaatschappijen geen (negatieve) aanpassingen van de omzet plaats in de winst- en verliesrekening en derhalve vinden er ook geen betalingen plaats van X aan haar groepsmaatschappijen op basis van de serviceovereenkomsten. Daarnaast maakt X operationele kosten in het kader van haar bedrijfsvoering en doet daarvoor betalingen aan derden.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf dat er geen sprake is van een aftrekbeperking op grond van artikel 12aa, eerste lid, onderdelen b, e en g, van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter. Tevens is de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen) van belang.

Overwegingen

1. Het concern oefent, middels haar Nederlandse vennootschappen, in Nederland bedrijfseconomische operationele activiteiten uit (de zogenoemde economische nexus). Voorts worden de relevante bedrijfseconomische operationele activiteiten voor rekening en risico van X uitgeoefend. Deze activiteiten passen bij de functies van X binnen het concern.
2. Aanvullend is het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting niet de enige dan wel doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties, en evenmin heeft de gevraagde zekerheid vooraf betrekking op de fiscale gevolgen van directe transacties met entiteiten die zijn gevestigd in staten die zijn opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
3. X verleent, samen met groepsmaatschappijen, diensten aan derde partijen. De opbrengst van de diensten wordt verdeeld tussen X en de groepsmaatschappijen op grond van de serviceovereenkomsten.
4. Vanwege het feit dat X voor Nederlandse fiscale doeleinden als niet-transparant lichaam wordt aangemerkt en voor fiscale doeleinden door staat A als transparant wordt aangemerkt, is X een Hybride lichaam zoals bedoeld in artikel 12ac, eerste lid, onderdeel g, van de Wet Vpb en kunnen verschillende onderdelen van artikel 12aa, eerste lid, van de Wet Vpb van toepassing zijn ten aanzien van deze betalingen.
5. Allereerst is beoordeeld of artikel 12aa, eerste lid, onderdeel b, van de Wet Vpb van toepassing is. Vanwege de commerciële en fiscale verwerking van de omzet bij X en de groepsmaatschappijen vinden er geen (negatieve) aanpassingen van de omzet plaats. Er vinden derhalve geen betalingen plaats van X aan haar groepsmaatschappijen in het kader van de verleende diensten. Derhalve is er geen sprake van een aftrek zonder betrekking in de heffing in de zin van artikel 12ac, eerste lid, onderdeel a, van de Wet Vpb. Dit heeft tot gevolg dat artikel 12aa, eerste lid, onderdeel b, van de Wet Vpb niet van toepassing is.
6. Vervolgens is beoordeeld of artikel 12aa, eerste lid, onderdeel e, van de Wet Vpb van toepassing is. In lijn met het voorgaande, vanwege de commerciële en fiscale verwerking van de omzet bij X en de groepsmaatschappijen vinden er geen (negatieve) aanpassingen van de omzet plaats. Er vinden derhalve geen betalingen plaats van X aan haar groepsmaatschappijen in het kader van de verleende diensten. Derhalve is er geen sprake van een aftrek zonder betrekking in de heffing in de zin van artikel 12ac, eerste lid, onderdeel a, van de Wet Vpb. Dit heeft tot gevolg dat artikel 12aa, eerste lid, onderdeel e, van de Wet Vpb niet van toepassing is.
7. Artikel 12aa, eerste lid, onderdeel g, van de Wet Vpb ziet op vergoedingen, betalingen, lasten of verliezen voor zover die leiden tot een dubbele aftrek. De operationele kosten van X worden in Nederland in aftrek gebracht. Door de kwalificatie van X en Y in staat A kunnen deze vergoedingen, betalingen, lasten of verliezen ook door de participanten in aftrek worden genomen in staat A. Dit betekent dat er sprake is van een dubbele aftrek.
8. Op grond van artikel 12aa, derde lid, van de Wet Vpb is artikel 12aa, eerste lid, onderdeel g, van de Wet Vpb niet van toepassing voor zover de aftrek in mindering komt op een bedrag dat dubbel in aanmerking genomen inkomen is.
9. Vanwege de kwalificatie van X in Nederland wordt haar inkomen in Nederland in een naar de winst geheven belasting betrokken. Door de kwalificatie van X en Y in staat A wordt het inkomen van X door de participanten betrokken in een heffing die vergelijkbaar is met een heffing over ondernemingswinsten in box 1 van de Wet inkomstenbelasting
2001. Dit betekent dat inkomen van X in Nederland en in staat A in een naar de winst geheven belasting wordt betrokken, waardoor er sprake kan zijn van dubbel in aanmerking inkomen in de zin van artikel 12aa, derde lid, van de Wet Vpb. Artikel 12aa, eerste lid, onderdeel g, van de Wet Vpb is niet van toepassing zijn voor zover er sprake is van dubbel in aanmerking genomen inkomen.

Conclusie

Artikel 12aa, eerste lid, onderdeel b, van de Wet Vpb is niet van toepassing op de uit de (door X met de groepsmaatschappijen aangegane) serviceovereenkomsten voortvloeiende vergoedingen of betalingen. Artikel 12aa, eerste lid, onderdeel e, van de Wet Vpb is niet van toepassing op de uit de (door X met de groepsmaatschappijen aangegane) serviceovereenkomsten voortvloeiende vergoedingen of betalingen. Het inkomen van X wordt in Nederland en in staat A in een naar de winst geheven belasting betrokken, waardoor er sprake kan zijn van dubbel in aanmerking genomen inkomen in de zin van artikel 12aa, derde lid, van de Wet Vpb. Artikel 12aa, eerste lid, onderdeel g, van de Wet Vpb is niet van toepassing ter zake van vergoedingen, betalingen, lasten of verliezen van X voor zover er sprake is van dubbel in aanmerking genomen inkomen. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met een looptijd van 31 oktober 2022 tot en met 31 december 2026.