rul-20230418-apa-000010

Aanleiding

X heeft een verzoek ingediend om zekerheid vooraf te krijgen over Verrekenprijzen voor de boekjaren 2019 tot en met 2023.

Feiten

X is een entiteit gevestigd in Nederland. Y en Z zijn gelieerde entiteiten gevestigd in respectievelijk land A en B (beide buiten Europa). Y drijft een operationele onderneming in land A. Y houdt zich bezig met de productie en distributie van bepaalde producten. Y verkoopt de producten aan Z die vervolgens de producten doorverkoopt aan derden. Y en Z dragen de ondernemingsactiviteiten over aan X. De overdracht door Y zal leiden tot de heffing van Vennootschapsbelasting in land A. De overdracht door Z zal niet leiden tot de heffing van Vennootschapsbelasting in land B. Z heeft geen werknemers in dienst. Voorts oefent Z geen relevante functies uit met betrekking tot de operationele ondernemingsactiviteiten en heeft dat in de afgelopen jaren evenmin gedaan. De gevraagde zekerheid vooraf heeft betrekking op de arm’s-lengthwaarde voor de overdracht van de ondernemingsactiviteiten door Y en Z aan X. De voorgenomen overdrachtswaarde bedraagt [€ 5 miljoen – € 15 miljoen] en is gebaseerd op een discounted cash flow waarde­ bepaling. Tevens is zekerheid vooraf gevraagd over de arm’s-lengthbeloning voor de uitgeoefende functies door Y na de overdracht van de ondernemingsactiviteiten.

Rechtskader

Het verzoek van X ziet op het verkrijgen van zekerheid vooraf over de vaststelling van een zakelijke beloning (een arm’s-lengthbeloning). Relevant is het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, waarin de kaders voor het verkrijgen van zekerheid vooraf zijn gegeven met betrekking tot rulings met een internationaal karakter en de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (met inachtneming van de jaarlijkse wijzigingen). Het arm’s-lengthbeginsel is in Nederland gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en in het OESO­modelverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing in artikel 9. In het OESO- commentaar op artikel 9 van het OESO-modelverdrag en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) wordt het arm’s- lengthbeginsel van een nadere invulling voorzien. De OESO-richtlijnen geven een internationaal geaccepteerde invulling aan het arm’s-lengthbeginsel en worden daarom ingevolge het besluit van 22 april 2018, nr. 2018­6865 en/of het Verrekenprijsbesluit 2022, hierna (gezamenlijk) te noemen “verrekenprijsbesluit” als een passende uitleg en verduidelijking van het in artikel 8b van de Wet Vpb omschreven beginsel gezien.

Overwegingen

1. In paragraaf 3 van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter is onder b.(i) aangegeven dat geen vooroverleg wordt gevoerd ter verkrijging van zekerheid vooraf in de vorm van een Ruling met een internationaal karakter als het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting de enige dan wel doorslaggevende beweegredenen voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties is.
2. Z bezit geen relevante functionaliteit ten aanzien van de ondernemingsactiviteiten die worden overgedragen en er vindt geen afrekening plaats als gevolg van deze overdacht in land B. De Belastingdienst heeft geconcludeerd dat het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting de enige dan wel doorslaggevende beweegreden is voor de overdracht van de ondernemingsactiviteiten van Z. Als gevolg hiervan kan op grond van het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter geen vooroverleg worden gevoerd. Een inhoudelijke analyse van het verzoek is achterwege gebleven aangezien niet aan de voorwaarden voor het voeren van vooroverleg is voldaan.

Conclusie

Gelet op de overwegingen zal geen zekerheid vooraf worden gegeven. De Belastingdienst heeft het verzoek om zekerheid vooraf afgewezen.